kop

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kop. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kop, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kop in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kop is hier. De definitie van het woord kop zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankop, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kop
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘drinkgerei’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • van Latijn caput, van Indo-Europees *kauput- waarvan ook het Germaanse *xaubiþa- komt (verg. Nederlands: hoofd)
  • van Latijn cuppa
enkelvoud meervoud
naamwoord kop koppen
verkleinwoord kopje
koppie
kopjes
koppies

kop m

  1. (zoötomie) hoofd van een dier
  2. (informeel), (dysfemisme) hoofd van een mens
    • „Ik heb inmiddels heel wat verlopen koppies zien binnenkomen”, aldus De Boer woensdagmiddag rond vier uur. [2] 
  3. (plantkunde) een groep bloemen die aan één steel zitten
    • Bij de supermarkt kochten we een hortensia met 6 koppen 
  4. (gereedschap) deel van een spijker, het platte ronde deel waarop men klopt met de hamer
  5. de voorkant of bovenkant van van iets
    • de kop van een lucifer, van een zeilschip 
  6. (huishouden) voorwerp met een oor om uit te drinken
    • Een kop koffie drinken 
     Overal ter wereld was de lokale bevolking gastvrij en verwelkomde vermoeide lopers met een warme kop thee of een bed voor de nacht.[3]
  7. (typografie) opschrift boven een bericht
  8. (numismatiek) de zijde van een geldstuk met de afbeelding van een menselijk hoofd
  • 'Hoofd' wordt in principe alleen gebruikt voor mensen en paarden.
  • In sommige streken van het taalgebied, zoals in Limburg, is 'kop' het gewone woord voor 'hoofd'
Zonder beraad, onbesuisd
  • De koppen bij elkaar steken
Gezamenlijk in overleg gaan
  • De kop in de wind gooien
Koppig, balsturig en/of onwillig reageren
  • De kous op de kop krijgen/Met de kous op de kop thuiskomen
Niet datgene krijgen waar men op had gehoopt en/of teleurgesteld worden
  • Een bord voor de kop hebben
Niet ontvankelijk zijn voor / niet openstaan voor kritiek; onbeschaamd zijn eigen gang gaan; slecht van begrip zijn
  • Hou je kop! / Kop dicht!
(dysfemisme) Wees stil, zeg niets meer
  • Iets de kop indrukken
Iets onderdrukken, de verdere ontwikkeling belemmeren
  • Kop op!
Laat je niet ontmoedigen!
  • Iemand een kopje kleiner maken
Iemand het leven benemen[4]
  • Op/Aan kop liggen
Aan de leiding staan, de eerste zijn (vaak bij een wedstrijd)
  • Op de kop af
Precies, exact
  • Op de kop tikken
Voor een goede prijs iets kopen
  • Spijkers met koppen slaan
Eindelijk een stap vooruit maken in het proces
  • Vis begint aan de kop te stinken
Een organisatie of bedrijf gaat ten onder door slecht bestuur
Een kopje met koffie.

de kopm

  1. bakje om te drinken
  2. (bouwkunde) de korte kant van een baksteen.
vervoeging van
koppen

kop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppen
    • Ik kop. 
  2. gebiedende wijs van koppen
    • Kop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppen
    • Kop je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.


kop

  1. kop


kop m

  1. schop, trap


  • kop

kop monbezield

  1. schop, trap

kop

  1. genitief meervoud van kopa

kop

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord kopit