Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
pis. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
pis, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
pis in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
pis is hier. De definitie van het woord
pis zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
pis, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de pis m
- urine
- Hij stond met zijn laars in de pis.
- ▸ Wanneer hij 's ochtends wakker werd onder zijn Noorse donzen dekbed, het enige wat hij had bijgedragen aan de inrichting, de Zweden gaven er nog steeds de voorkeur aan om onder gewone dekens kou te lijden, lag er een dunne ijslaag op het waswater in de kan bij zijn wastafelkast, soms was zelfs de pis in de van een blauw patroon voorziene pot onder het bed bevroren.[3]
- pisachtig, pisbak, pisbloem, pisbroek, pisbuis, pislucht, pisnicht, pisnijdig, pispot, pissig, pisvloed
pis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pissen
- gebiedende wijs van pissen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pissen
99 % |
van de Nederlanders;
|
94 % |
van de Vlamingen.[4]
|
pis m
- (zoötomie) uier, de melkklier van een melkdier
- (schertsend) vrouwenborst
- (zoötomie) speen
pis m
- (verouderd) het slechtste
pis
- slechter
pis
- (spreektaal) dan, toch
pis
- (spreektaal) dan, toen, en
pis
- (Canada) jammer dan!
- ↑ Weblink bron pis2 in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- ↑ Weblink bron pis1 in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
pis v
- (groente) erwt
pis
- vies, vuil, smerig