Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
rut. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
rut, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
rut in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
rut is hier. De definitie van het woord
rut zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
rut, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
rut
- (verouderd) niets (meer) bezittend
- Eylacen nu ist te mijnent al rut en pover [4]
- (kaartspel) al zijn inzet verspeeld hebbend (ook bij andere spelletjes)
- Eerst begin je (voor veel geld) zes maanden op proef, daarna word je leerling (kost extra), speciaal leerling (kost extra), speciaal Hubbard-leerling (kost extra), erkend Hubbard-leerling (kost extra), erkend scientoloog (kost extra), professioneel auditeur (kost extra), en dan vergeet ik nog enkele tussenstadia (kosten allemaal extra). Geheel bovenaan de trap bevinden zich de Power-mensen, die speciale bevoegdheden hebben gekregen, maar in ruil daarvoor volkomen rut zijn. [5]
- Hoeveel centen heb je? vroeg Herman. Hugo hield hem zijn geopende hand met het geld voor. Ik zal voor je spelen, zei hij, als ik dit potje verlies, ben ik rut. [6]
al zijn inzet verspeeld hebbend
het rut o
- (plantkunde) wilde begroeiing, in het bijzonder gebruikt voor planten aan de waterkant
- (mijnbouw), (transport) reminstallatie in het transportsysteem in een steenkolenmijn
- In de doortocht lagen twee sporen tot vlak voor het front, de aflopende beladen wagen trok door middel van een staalkabel de lege op. Aan een speciaal hiervoor geplaatste stijl hing het ‘rut’, een lichte remschijf met houten klossen. [7]
de rut m
- gepraat
25 % |
van de Nederlanders;
|
28 % |
van de Vlamingen.[8]
|
- ↑ 1,0 1,1 rut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Roovere, A. de
"Vanden Jonghen Vrijer Ende vanden ghehouden man Een schoon speelken." in: Oosterman, J.B.
"Anthonis de Roovere. Het werk: overlevering, toeschrijving en plaatsbepaling." in: Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1997-1998 (1999) Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De Fonteine’, Gent; p. 51; geraadpleegd 2018-01-27
- ↑
Komrij, G.
"Nederland loopt gevaar!" in: Papieren tijgers. 4e druk (1980) De Arbeiderspers, Amsterdam; ISBN 90 295 2708 0; p. 138; geraadpleegd 2018-01-27; Komrij beschrijft hier de Scientology Kerk sarcastisch als een spelletje
- ↑
Dekker, M.
Het merkteken. (1948) Moussault's Uitgeverij, Amsterdam; p. 52; geraadpleegd 2018-01-27
- ↑
Nolting, G.
Knokenflip. Een mijnwerker vertelt. (1947) Kerkrade; p. 46; geraadpleegd 2018-01-27
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
rut
- groef, inkeping, voor
- gewone gang van zaken, routine, sleur
- (dierkunde) bronst, paartijd
- overgankelijk groeven/voren maken in
- onovergankelijk, (dierkunde) bronstig zijn
rut
- gebiedende wijs van rute
rut
- gebiedende wijs van ruta
rut
- gebiedende wijs van rute