tafel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tafel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tafel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tafel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tafel is hier. De definitie van het woord tafel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantafel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een tafel met stoelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn tabula, in de betekenis van ‘meubelstuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901
enkelvoud meervoud
naamwoord tafel tafels
tafelen
verkleinwoord tafeltje tafeltjes

Zelfstandig naamwoord

de tafelv / m

  1. (meubel) een meestal rechthoekig, soms rond meubelstuk met poten, bedoeld om dingen op te zetten of te leggen
    • Zullen we de tafel buiten zetten? Dan kunnen we vanavond buiten eten. 
    • Vader, moeder en de kinderen zitten rond de tafel om een spelletje te spelen 
  2. register, lijst, tabel
    • Oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, benevens van derzelver inhouds-grootte, klassering en belastbaar inkomen, volgens het kadaster (Documenttitel in diverse Nederlandse archieven) 
  3. (wiskunde) rekenreeks
    • In de lagere school leert men de tafels van vermenigvuldiging 
  4. (techniek) plat stuk materiaal, plaat, paneel, vlak
    • De objecttafel is het deel van de microscoop waar het preparaat op gelegd wordt. (In deze betekenis anno 2012 nog gangbaar) 
    • Een tafelberg is een berg met een vlakke top 
    • Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste (Exodus 34:4) 
  5. (verouderd), schilderij, in deze betekenis afgeleid van plank, plaat. Vgl. tafereel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tafelen

tafel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafelen
    • Ik tafel. 
  2. gebiedende wijs van tafelen
    • Tafel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafelen
    • Tafel je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

tafel

  1. (meubel) tafel

Meer informatie