Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
teut. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
teut, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
teut in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
teut is hier. De definitie van het woord
teut zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
teut, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- mogelijk oorspronkelijk afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord "dronken/suf", wat zelf weer is afgeleid van teuten/teuteren [1] [2] [3][4]
- Nevenvorm van toot en tuit. De etymologie is gelijk aan die van tuit. [5]
de teut v / m
- (informeel), (persoon) iemand die heel langzaam is
- De oude man is een echte teut geworden.
- Er komt geen werk uit haar handen want ze is een echte teut.
- (informeel), (persoon) iemand die op een irritante manier veel kletst
- draler, slabakker, talmer, treuzelaar
- babbelaar, babbelkous, keuvelaar, klessebes, kletser, kletskous, kletsmajoor, kletsmeier, kwebbel , kwek , leuteraar, zeurkous, zeveraar, zwetser
de teut v / m
- spits toelopend uiteinde van iets
teut
- enkelvoud tegenwoordige tijd van teuten
- gebiedende wijs van teuten
- Vermoedelijk van teuten/teuteren [3], waarmee de etymologie gewoon hetzelfde is als van het zelfstandig naamwoord, waarvan de betekenis is verschoven van "suf, dronken" naar "langzaam, traag". In de betekenis van ‘dronken’ voor het eerst aangetroffen in 1665. [6]
teut
- (informeel), (drinken) dronken, zat
- Aan het eind van de avond waren we helemaal teut.
93 % |
van de Nederlanders;
|
86 % |
van de Vlamingen.[7]
|