tuit

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tuit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tuit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tuit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tuit is hier. De definitie van het woord tuit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantuit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • tuit
  • Van Middelnederlands tute/tuut . Het Duitse Tüte is duidelijk verwant, maar het is niet zeker of het in het Nederlands rechtstreeks hieraan is ontleend.[1] In de betekenis van ‘punt’ voor het eerst aangetroffen in 1340 [2]
  • Regionale nevenvormen zijn toot en teut .
enkelvoud meervoud
naamwoord tuit tuiten
verkleinwoord tuitje tuitjes

de tuitv / m [3] [4] [5] [6] [7]

  1. (techniek), (huishouden) schenkpijp aan een kan of ketel
    • Een theeketel met tuit. 
  2. spits toelopend einde
    • De tuit van een muts. 
  • Tranen met tuiten huilen.
vervoeging van
tuien

tuit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Jij tuit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Hij tuit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tuien
    • Tuit! 
vervoeging van
tuiten

tuit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tuiten
  2. gebiedende wijs van tuiten
97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[8]