arme

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord arme. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord arme, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je arme in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord arme is hier. De definitie van het woord arme zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanarme, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Arme


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van arm
enkelvoud meervoud
naamwoord arme armen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de armev / m

  1. iemand die weinig bezit
    • Er waren erg veel armen in die streek. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. attributieve vorm van arm


Deens

Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm

Zelfstandig naamwoord

arme, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van arm


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Latijn arma v wapentuig,“bewapende troepen” (oorspronkelijk o/mv), aangetroffen sinds de 11e eeuw.

Zelfstandig naamwoord

arme v

  1. (militair) wapen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
armer

arme

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van armer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van armer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van armer

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron arme in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me
Naar frequentie 7683

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald stellende trap van arm


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald stellende trap van arm


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. meervoud stellende trap van arm


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
armar

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
vervoeging van
armarse

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse