boerenkool

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord boerenkool. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord boerenkool, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je boerenkool in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord boerenkool is hier. De definitie van het woord boerenkool zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanboerenkool, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Boerenkool.
  • boe·ren·kool
1 enkelvoud meervoud
naamwoord boerenkool boerenkolen
verkleinwoord boerenkooltje boerenkooltjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord boerenkool -
verkleinwoord - -

de boerenkoolv / m

  1. (bloemplanten) bladgewas (kool) Brassica oleracea convar. acephala var. laciniata op Wikispecies
  2. (groente) sterk gekrulde bladeren van Brassica oleracea convar. acephala var. laciniata op Wikispecies
    • De boerenkool groeit maar in een bepaalde tijd. 
    • Wij houden erg van boerenkool. 
  3. (metonymisch), (figuurlijk), (voeding) een stamppot van boerenkool met aardappelen
    • Boerenkool met worst. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]