Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
casa. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
casa, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
casa in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
casa is hier. De definitie van het woord
casa zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
casa, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Afkomstig van het Latijnse casa.
casa v
- huis
- «Ell té dues cases.»
- Hij heeft twee huizen.
- Afkomstig van het Latijnse casa.
casa v
- huis
- «La loro nuova casa ha tre bagni.»
- Hun nieuwe huis heeft drie badkamers.
- thuis
căsa v
- hut, krot
- klein landhuisje
- Ita fugias, ne praeter casam.
- Als je op de vlucht slaat, denk dan eerst eens aan de veiligste plek; loop niet van de wal in de sloot.
- (letterlijk: Zo je vluchten wil, ga dan niet voorbij je huis.)
Overerving (via vulgair Latijn *casa)
- Afkomstig van het Latijnse casa.
casa v
- huis
- «Eles acabaram de comprar a primeira casa.»
- Ze hebben zojuist hun eerste huis gekocht.
- Afkomstig van het Latijnse casa.
casa v
- huis, woning
- thuis
- «Nos quedamos en casa.»
- We bleven thuis.
casa
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
casa
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse