kin

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kin. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kin, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kin in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kin is hier. De definitie van het woord kin zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankin, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kin
enkelvoud meervoud
naamwoord kin kinnen
verkleinwoord kinnetje kinnetjes

de kinm

  1. (anatomie) het vooruitstekende deel van de onderkaak
     Op de trail had ik eindelijk het gevoel een hippie te zijn omdat ik in een gemeenschap leefde van vrije geesten, kleurrijk en stoffig. Niemand scheerde zijn kin of oksels, bh’s bleken niet te werken onder zware rugzakken en er was een gezonde hoeveelheid vrije liefde onder de jonge garde.[3]

kin!

  1. (Bargoens) akkoord!, in orde!, oké!, goed!
  1. kim
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "kin" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Endt, E. & L. Frerichs
    Bargoens woordenboek 20e druk (2011) Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 9789035136526; p. 63
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
kin kin
kins

kin

  1. (familie) familie, familieleden, naasten, verwanten
  1. kin, Online Etymology Dictionary


kin

  1. huis


  • kin

kin

  1. echt

kin

  1. ik ook
  2. inderdaad

kin

  1. en, ook