Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
lede. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
lede, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
lede in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
lede is hier. De definitie van het woord
lede zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
lede, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de lede v
- (verouderd) gegraven waterloop
lede
- verbogen vorm van de stellende trap van leed
- Iets met lede ogen aanzien
jaloers zijn, iets met spijt aanzien
87 % |
van de Nederlanders;
|
84 % |
van de Vlamingen.[3]
|
lede, g / o
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van led
lede, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van led
- (werkwoord) Afkomstig van het Oudnoorse woord leiða.
- (zelfstandig naamwoord) Afkomstig uit het Deens en van het Oudnoorse woord leiða, dat de vrouwelijke vorm van leiðr is.
lede
- overgankelijk (een hond) leiden, (een paard) geleiden (beheersen, beheren)
- «Han leder hunden i bånd.»
- Hij leidt de hond aan de lijn.
- overgankelijk leiden (een bepaalde richting geven)
- «Hun leda samtalen inn på et nytt emne.»
- Ze leidde het gesprek naar een nieuw onderwerp.
- «Dere leda kloakken ut i sjøen.»
- Zij leidden het rioolwater eruit naar het meer.
- overgankelijk geleiden (doorlaten)
- «Vann leder elektrisitet.»
- Water geleidt elektriciteit.
- overgankelijk leiden (leidinggeven)
- «Hun leder en bedrift.»
- Ze leidt een bedrijf.
- onovergankelijk leiden (vooropgaan of bovenaan staan, een voorsprong hebben, aan kop lopen)
- «Ajax leder i Premier League i fotball.»
- Ajax leidt in de eredivisie van het voetbal.
lede m
- een diep gevoel van onlust aan het leven
- Afkomstig van het Oudnoorse woord leiða.
lede
- overgankelijk (een hond) leiden, (een paard) geleiden (beheersen, beheren)
- overgankelijk leiden (een bepaalde richting geven)
- overgankelijk geleiden (doorlaten)
- overgankelijk leiden (leidinggeven)
- onovergankelijk leiden (vooropgaan of bovenaan staan, een voorsprong hebben, aan kop lopen)
lede
- vocatief enkelvoud van led