Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
piek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
piek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
piek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
piek is hier. De definitie van het woord
piek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
piek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit Frans pic “puntig voorwerp”, “hoogtepunt”, in de betekenis van ‘bergtop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
- Ontwikkeld uit Middelnederlands pike, piec(k), peke ‘lans met platte punt’. In de mogelijke betekenis van “lans”, aangetroffen in 1280. [2] In de betekenis van een voorwerp met een scherp punt (genoemd naast “speer”) voor het eerst aangetroffen in het jaar 1292 [1]
- Naamwoord van handeling van het werkwoord piken (= modern pikken). Ook geleend in het Frans als pique, in de betekenis van ‘lans’[3] (die mogelijk weer teruggeleend is in het Nederlands met de Franse uitspraak met lange ?).
- In de betekenis van ‘gulden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1]
de piek m
- een buiten de omgeving uitstekend deel, vrij lang en puntig
- De bergbeklimmer was nog niet op die hoge piek geweest.
- (wiskunde) natuurwetenschap: een signaal dat zich uit als een maximum in een kromme
- Die twee pieken overlappen te veel om ze goed te kunnen scheiden.
- een kortstondige, sterke toename (van activiteit, aantallen en dergelijke)
- Het uitschakelen van zo'n elektromotor geeft een fikse piek op de netspanning.
- (sport) een (tijdelijk) optimale vorm waarin een uitzonderlijke prestatie kan worden geleverd
- De piek moet er bij de finale zijn, niet eerder.
- (kerst) een puntvormige versiering op de top van een kerstboom
de piek v
- (historisch), (militair) lans, een wapen dat bestond uit een dunne stok met aan het uiteinde een metalen punt
- (verouderd) een muntstuk ter waarde van één gulden (vernoemd naar de muntafbeelding van de Nederlandse Maagd met een lans in haar hand)
piek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pieken
- gebiedende wijs van pieken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pieken
- Piek je?
- Ik piek op de verkeerde dag.
99 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.[4]
|
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "piek" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron
anoniem
Die Rose (ca. 1280) in: Eelco Verwijs (ed.)
Die Rose van Heinric van Aken, tweede druk (1976), HES Publishers, Utrecht op dbnl.org
- ↑ piek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be