Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
spits. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
spits, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
spits in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
spits is hier. De definitie van het woord
spits zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
spits, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de spits v / m
- (verkeer) grote drukte in het verkeer op terugkerende tijdstippen
- Hij ging in de spits naar zijn werk.
- (sport) binnen een ploeg een aanvallende speler die een positie opzoekt waarin hij een doelpunt kan maken
- Van de aanvallers is de spits meestal diegene die de meeste doelpunten maakt.
- ▸ Even later tekende Lewandowski wel voor zijn tiende Champions League-treffer. Oud-Ajacied Maximilian Wöber ging het duel met de Poolse spits veel te lomp in, waarna Lewandowski zijn zelf verdiende strafschop snoeihard in de linkerhoek schoot: 1-0.[6]
- (scheepvaart) klein vrachtschip, binnenschip (ook wel gebruikt als woonboot)
- (bouwkunde) scherp, puntig uiteinde, hoogste punt
- De spits van de kerktoren.
de spits m
- type hond met een spitse snuit, opstaande, vrij kleine oren, een dichte, afstaande vacht, een tamelijk steile achterhand en een krullende staart
- (verouderd) beste vriend
spits m, o
- eerste stoot van een aanval (alleen nog in uitdrukkingen)
- de/het spits afbijten
als eerste met iets beginnen
- de/het spits bieden aan
krachtig verzet bieden tegen
- op de spits drijven
iets tot het uiterste doordrijven of laten escaleren
1. grote drukte in het verkeer op terugkerende tijdstippen
2. binnen een ploeg een aanvallende speler die een positie opzoekt waarin hij een doelpunt kan maken
3. klein vrachtschip, binnenschip (ook wel gebruikt als woonboot)
4. scherp, puntig uiteinde
5. type hond met een spitse snuit
spits
- in een punt uitkomend
- Hij kreeg de spitse pijl in zijn been.
- scherpzinnig
- Ze gaf hem weer zo'n spits antwoord.
spits
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
- gebiedende wijs van spitsen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[7]
|
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 2,0 2,1 spits op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 3,2 3,3 "spits" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bayern vernedert Salzburg met 7-1, Lewandowski is Haller voorbij na hattrick” (8 maart 2021), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
spits
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) spit
spits mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spit