plaats

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord plaats. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord plaats, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je plaats in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord plaats is hier. De definitie van het woord plaats zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanplaats, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • plaats
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(open) ruimte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: plaetse
Oudfrans: place, plache
Latijn: platea
  • Verwant in Germaans:
Engels: place, Duits: Platz
  • Andere Indo-Europese talen:
Arabisch: بلاط, Italiaans: piazza, Portugees: praça, Spaans: plaza, Reto-Romaans: plaz
enkelvoud meervoud
naamwoord plaats plaatsen
verkleinwoord plaatsje plaatsjes

de plaatsv / m

  1. een bepaalde ruimte of een bepaald punt in de ruimte
    • De plaats van het ongeval bleef wekenlang afgespannen met politielint. 
    • Er was geen plaats voor hem om te gaan zitten. 
  2. een plein
    • Ik ontmoette hem op de meest centrale plaats van het dorp. 
  3. een dorp of stad (woonplaats)
    • De plaats waar hij vandaan kwam, bleef lange tijd een vraagteken voor zijn klasgenoten. 
  4. een kleine ruimte achter een huis
    • Op het plaatsje kwam helemaal geen zon. 
  • in plaats van
als vervanging van
•  Wat was het raar om mijn paraplu opeens tegen de regen te moeten gebruiken in plaats van tegen de zon. [2] 
  • op zijn plaats
  • ter plaatse
  • De juiste man op de juiste plaats zijn
zeer geschikt zijn voor het werk
  • Een goed woord vindt altijd een goede plaats
  • Het hart op de rechte plaats hebben
eerlijk zijn
  • Iemand op zijn plaats zetten
Iemand terechtwijzen [3]

plaats

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
vervoeging van
plaatsen

plaats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsen
    • Ik plaats. 
  2. gebiedende wijs van plaatsen
    • Plaats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsen
    • Plaats je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]