Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zin. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zin, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zin in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zin is hier. De definitie van het woord
zin zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zin, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘zintuig, begrip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1] [2]
de zin m
- (taalkunde) een serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen
- De meeste zinnen bevatten een gezegde en een onderwerp, vaak aangevuld met voorwerpen en bepalingen.
- een verlangen om iets te doen
- Ik heb zin in een lekkere bak koffie.
- ▸ Net als de mogelijkheid om tijdelijk afstand te nemen van de constante druk in Amsterdam en even helemaal te doen waar ik zelf zin in had.[3]
- dat wat iets betekent, waar iets voor staat
- Bedoel je het woord vertrek in de zin van ‘kamer’ of in de zin van ‘weggaan’?
- een reden voor bestaan, bestaansreden, betekenis
- Het reilen en zeilen van van kleinkinderen gaf zijn leven ondanks alle ongemak toch zin.
- mogelijkheid om waar te nemen m.b.v. een zintuig bijv. evenwichtszin, reukzin, kleurenzin etc.
Doen wat iemand wenst.
- Een mens zijn zin, is een mens zijn leven
als men datgene doet, wat men aangenaam vindt, heeft men genoegen in het leven
[4]
- Gekruld haar, gekrulde zinnen
iemand die gekruld haar heeft, zou wispelturig zijn
[5]
men moet niet doorgaan met doorzeuren over iets wat al geweest is
geen betekenis hebben
[6]
- Zoveel hoofden, zoveel zinnen
iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen
weer bij bewustzijn komen, weer rustig worden
- ∗ Toen er zich iets verroerde in de stapel wasgoed had ik eigenlijk weer bij zinnen moeten komen, maar in plaats daarvan raakte ik in paniek en viel ik achterover in het bassin.[7]
1. een serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen
2. een verlangen om iets te doen
5. mogelijkheid om waar te nemen
zin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinnen
- gebiedende wijs van zinnen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinnen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[8]
|
- ↑ "zin" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zin op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑
Danielle Teller (vert. Marja Borg)
“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be