achter

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord achter. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord achter, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je achter in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord achter is hier. De definitie van het woord achter zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanachter, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ach·ter

achter

  1. verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
    • De zon gaat schuil achter de wolken. 
  2. verborgen
     Het voelde bijna alsof er een diepere betekenis achter zat.[4]
  3. aan de achterkant
    • Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer. 
    • Piet parkeert zijn auto achter de winkel. 
  4. later in rangorde
    • Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord in de eredivisie. 
  5. in het laatste gedeelte
    • Hij is achter in de vijftig. 
  • achter de wolken schijnt de zon
alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     achter  
 persoonlijk     erachter  
aanwijz.   nabij     hierachter  
  veraf     daarachter  
  vragend/betrekk.     waarachter  

achter

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Hier zit meer achter. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter. 
    • Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]


  • ach·ter
  • Afgeleid van het Nedersaksische achter

achter

  1. achter, achter-

achter

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief van acht


achter

  1. achter


enkelvoud meervoud
bepaald geheel achtere achterer
gemut. - -
onbepaald geheel achter achter
gemut. - -

achter + accusatief/datief

  1. (Hooglimburgs) achter.
  2. (Hooglimburgs) na.
    «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
    Na vijf uur ben ik bij jou.


achter

  1. achter; aan de achterkant


  • Afgeleid van het Oudnederlandse after

achter + datief / accusatief

  1. achter; aan de achterkant
  2. achter, na; later in rangorde
  3. na; in tijd volgend op


  • Afgeleid van het Middelnederduitse achter

achter

  1. achter; aan de achterkant


achter

  1. achter; aan de achterkant


achter

  1. achter


  • Afgeleid van het Middelnederlandse achter

achter

  1. na