vervoeging van de bedrijvende vorm van banketteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | banketteren | te banketteren | ||||||
toekomend | zullen banketteren | te zullen banketteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebanketteerd | te hebben gebanketteerd | ||||||
toekomend | gebanketteerd zullen hebben | gebanketteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
banketterend | gebanketteerd | ev. banketteer |
mv. verouderd banketteert |
bankettere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | banketteer | banketteert | banketteert | banketteert | banketteert | banketteren | banketteren | banketteren | |
verleden (o.v.t.) | banketteerde | banketteerde | banketteerde | banketteerde | banketteerde | banketteerden | banketteerden | banketteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal banketteren | zult/zal banketteren | zult/zal banketteren | zult banketteren | zal banketteren | zullen banketteren | zullen banketteren | zullen banketteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou banketteren | zou banketteren | zou(dt) banketteren | zoudt banketteren | zou banketteren | zouden banketteren | zouden banketteren | zouden banketteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebanketteerd | hebt gebanketteerd | hebt/heeft gebanketteerd | hebt gebanketteerd | heeft gebanketteerd | hebben gebanketteerd | hebben gebanketteerd | hebben gebanketteerd | |
verleden (v.v.t.) | had gebanketteerd | had gebanketteerd | had gebanketteerd | hadt gebanketteerd | had gebanketteerd | hadden gebanketteerd | hadden gebanketteerd | hadden gebanketteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebanketteerd hebben | zal/zult gebanketteerd hebben | zult/zal gebanketteerd hebben | zult gebanketteerd hebben | zal gebanketteerd hebben | zullen gebanketteerd hebben | zullen gebanketteerd hebben | zullen gebanketteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebanketteerd hebben | zou gebanketteerd hebben | zou/zoudt gebanketteerd hebben | zoudt gebanketteerd hebben | zou gebanketteerd hebben | zouden gebanketteerd hebben | zouden gebanketteerd hebben | zouden gebanketteerd hebben |