vervoeging van de bedrijvende vorm van blindstaren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | blindstaren | blind te staren | ||||||
toekomend | zullen blindstaren blind zullen staren |
te zullen blindstaren blind te zullen staren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | blindgestaard | te blindgestaard | ||||||
toekomend | blindgestaard zullen | blindgestaard te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
blindstarend | blindgestaard | ev. staar blind |
mv. verouderd staart blind |
stare blind (bijzin) blindstare | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | staar blind | staart blind | staart blind | staart blind | staart blind | staren blind | staren blind | staren blind | |
verleden (o.v.t.) | staarde blind | staarde blind | staarde blind | staarde blind | staarde blind | staarden blind | staarden blind | staarden blind | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal blindstaren | zult/zal blindstaren | zult/zal blindstaren | zult blindstaren | zal blindstaren | zullen blindstaren | zullen blindstaren | zullen blindstaren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou blindstaren | zou blindstaren | zou(dt) blindstaren | zoudt blindstaren | zou blindstaren | zouden blindstaren | zouden blindstaren | zouden blindstaren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | blindstaar | blindstaart | blindstaart | blindstaart | blindstaart | blindstaren | blindstaren | blindstaren | |
verleden (o.v.t.) | blindstaarde | blindstaarde | blindstaarde | blindstaarde | blindstaarde | blindstaarden | blindstaarden | blindstaarden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal blindstaren blind zal staren |
zult/zal blindstaren blind zult/zal staren |
zult/zal blindstaren blind zult/zal staren |
zult blindstaren blind zult staren |
zal blindstaren blind zal staren |
zullen blindstaren blind zullen staren |
zullen blindstaren blind zullen staren |
zullen blindstaren blind zullen staren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou blindstaren blind zou staren |
zou blindstaren blind zou staren |
zou(dt) blindstaren blind zou(dt) staren |
zoudt blindstaren blind zoudt staren |
zou blindstaren blind zou staren |
zouden blindstaren blind zouden staren |
zouden blindstaren blind zouden staren |
zouden blindstaren blind zouden staren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |