vervoeging van de bedrijvende vorm van buitenhouden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | buitenhouden | buiten te houden | ||||||
toekomend | zullen buitenhouden buiten zullen houden |
te zullen buitenhouden buiten te zullen houden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben buitengehouden | te hebben buitengehouden | ||||||
toekomend | buitengehouden zullen hebben | buitengehouden te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
buitenhoudend | buitengehouden | ev. hou buiten houd buiten |
mv. verouderd houdt buiten |
houde buiten (bijzin) buitenhoude | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | hou buiten houd buiten |
houdt buiten | houdt buiten | houdt buiten | houdt buiten | houden buiten | houden buiten | houden buiten | |
verleden (o.v.t.) | hield buiten | hield buiten | hield buiten | hield buiten | hield buiten | hielden buiten | hielden buiten | hielden buiten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenhouden | zult/zal buitenhouden | zult/zal buitenhouden | zult buitenhouden | zal buitenhouden | zullen buitenhouden | zullen buitenhouden | zullen buitenhouden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenhouden | zou buitenhouden | zou(dt) buitenhouden | zoudt buitenhouden | zou buitenhouden | zouden buitenhouden | zouden buitenhouden | zouden buitenhouden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | buitenhou buitenhoud |
buitenhoudt | buitenhoudt | buitenhoudt | buitenhoudt | buitenhouden | buitenhouden | buitenhouden | |
verleden (o.v.t.) | buitenhield | buitenhield | buitenhield | buitenhield | buitenhield | buitenhielden | buitenhielden | buitenhielden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenhouden buiten zal houden |
zult/zal buitenhouden buiten zult/zal houden |
zult/zal buitenhouden buiten zult/zal houden |
zult buitenhouden buiten zult houden |
zal buitenhouden buiten zal houden |
zullen buitenhouden buiten zullen houden |
zullen buitenhouden buiten zullen houden |
zullen buitenhouden buiten zullen houden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenhouden buiten zou houden |
zou buitenhouden buiten zou houden |
zou(dt) buitenhouden buiten zou(dt) houden |
zoudt buitenhouden buiten zoudt houden |
zou buitenhouden buiten zou houden |
zouden buitenhouden buiten zouden houden |
zouden buitenhouden buiten zouden houden |
zouden buitenhouden buiten zouden houden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb buitengehouden | hebt buitengehouden | hebt/heeft buitengehouden | hebt buitengehouden | heeft buitengehouden | hebben buitengehouden | hebben buitengehouden | hebben buitengehouden | |
verleden (v.v.t.) | had buitengehouden | had buitengehouden | had buitengehouden | hadt buitengehouden | had buitengehouden | hadden buitengehouden | hadden buitengehouden | hadden buitengehouden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal buitengehouden hebben | zal/zult buitengehouden hebben | zult/zal buitengehouden hebben | zult buitengehouden hebben | zal buitengehouden hebben | zullen buitengehouden hebben | zullen buitengehouden hebben | zullen buitengehouden hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou buitengehouden hebben | zou buitengehouden hebben | zou/zoudt buitengehouden hebben | zoudt buitengehouden hebben | zou buitengehouden hebben | zouden buitengehouden hebben | zouden buitengehouden hebben | zouden buitengehouden hebben |