vervoeging van de bedrijvende vorm van buitenstaan | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | buitenstaan | buiten te staan | ||||||
toekomend | zullen buitenstaan buiten zullen staan |
te zullen buitenstaan buiten te zullen staan | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben buitengestaan | te hebben buitengestaan | ||||||
toekomend | buitengestaan zullen hebben | buitengestaan te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
buitenstaand | buitengestaan | ev. sta buiten |
mv. verouderd staat buiten |
sta buiten (bijzin) buitensta | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | sta buiten | staat buiten | staat buiten | staat buiten | staat buiten | staan buiten | staan buiten | staan buiten | |
verleden (o.v.t.) | stond buiten | stond buiten | stond buiten | stond buiten | stond buiten | stonden buiten | stonden buiten | stonden buiten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenstaan | zult/zal buitenstaan | zult/zal buitenstaan | zult buitenstaan | zal buitenstaan | zullen buitenstaan | zullen buitenstaan | zullen buitenstaan | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenstaan | zou buitenstaan | zou(dt) buitenstaan | zoudt buitenstaan | zou buitenstaan | zouden buitenstaan | zouden buitenstaan | zouden buitenstaan | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | buitensta | buitenstaat | buitenstaat | buitenstaat | buitenstaat | buitenstaan | buitenstaan | buitenstaan | |
verleden (o.v.t.) | buitenstond | buitenstond | buitenstond | buitenstond | buitenstond | buitenstonden | buitenstonden | buitenstonden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenstaan buiten zal staan |
zult/zal buitenstaan buiten zult/zal staan |
zult/zal buitenstaan buiten zult/zal staan |
zult buitenstaan buiten zult staan |
zal buitenstaan buiten zal staan |
zullen buitenstaan buiten zullen staan |
zullen buitenstaan buiten zullen staan |
zullen buitenstaan buiten zullen staan | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenstaan buiten zou staan |
zou buitenstaan buiten zou staan |
zou(dt) buitenstaan buiten zou(dt) staan |
zoudt buitenstaan buiten zoudt staan |
zou buitenstaan buiten zou staan |
zouden buitenstaan buiten zouden staan |
zouden buitenstaan buiten zouden staan |
zouden buitenstaan buiten zouden staan | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb buitengestaan | hebt buitengestaan | hebt/heeft buitengestaan | hebt buitengestaan | heeft buitengestaan | hebben buitengestaan | hebben buitengestaan | hebben buitengestaan | |
verleden (v.v.t.) | had buitengestaan | had buitengestaan | had buitengestaan | hadt buitengestaan | had buitengestaan | hadden buitengestaan | hadden buitengestaan | hadden buitengestaan | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal buitengestaan hebben | zal/zult buitengestaan hebben | zult/zal buitengestaan hebben | zult buitengestaan hebben | zal buitengestaan hebben | zullen buitengestaan hebben | zullen buitengestaan hebben | zullen buitengestaan hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou buitengestaan hebben | zou buitengestaan hebben | zou/zoudt buitengestaan hebben | zoudt buitengestaan hebben | zou buitengestaan hebben | zouden buitengestaan hebben | zouden buitengestaan hebben | zouden buitengestaan hebben |