vervoeging van de bedrijvende vorm van collideren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | collideren | te collideren | ||||||
toekomend | zullen collideren | te zullen collideren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecollideerd | te hebben gecollideerd | ||||||
toekomend | gecollideerd zullen hebben | gecollideerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
colliderend | gecollideerd | ev. collideer |
mv. verouderd collideert |
collidere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | collideer | collideert | collideert | collideert | collideert | collideren | collideren | collideren | |
verleden (o.v.t.) | collideerde | collideerde | collideerde | collideerde | collideerde | collideerden | collideerden | collideerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal collideren | zult/zal collideren | zult/zal collideren | zult collideren | zal collideren | zullen collideren | zullen collideren | zullen collideren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou collideren | zou collideren | zou(dt) collideren | zoudt collideren | zou collideren | zouden collideren | zouden collideren | zouden collideren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecollideerd | hebt gecollideerd | hebt/heeft gecollideerd | hebt gecollideerd | heeft gecollideerd | hebben gecollideerd | hebben gecollideerd | hebben gecollideerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecollideerd | had gecollideerd | had gecollideerd | hadt gecollideerd | had gecollideerd | hadden gecollideerd | hadden gecollideerd | hadden gecollideerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecollideerd hebben | zal/zult gecollideerd hebben | zult/zal gecollideerd hebben | zult gecollideerd hebben | zal gecollideerd hebben | zullen gecollideerd hebben | zullen gecollideerd hebben | zullen gecollideerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecollideerd hebben | zou gecollideerd hebben | zou/zoudt gecollideerd hebben | zoudt gecollideerd hebben | zou gecollideerd hebben | zouden gecollideerd hebben | zouden gecollideerd hebben | zouden gecollideerd hebben |