vervoeging van de bedrijvende vorm van grimassen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | grimassen | te grimassen | ||||||
toekomend | zullen grimassen | te zullen grimassen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gegrimast | te hebben gegrimast | ||||||
toekomend | gegrimast zullen hebben | gegrimast te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
grimassend | gegrimast | ev. grimas |
mv. verouderd grimast |
grimasse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | grimas | grimast | grimast | grimast | grimast | grimassen | grimassen | grimassen | |
verleden (o.v.t.) | grimaste | grimaste | grimaste | grimaste | grimaste | grimasten | grimasten | grimasten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal grimassen | zult/zal grimassen | zult/zal grimassen | zult grimassen | zal grimassen | zullen grimassen | zullen grimassen | zullen grimassen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou grimassen | zou grimassen | zou(dt) grimassen | zoudt grimassen | zou grimassen | zouden grimassen | zouden grimassen | zouden grimassen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gegrimast | hebt gegrimast | hebt/heeft gegrimast | hebt gegrimast | heeft gegrimast | hebben gegrimast | hebben gegrimast | hebben gegrimast | |
verleden (v.v.t.) | had gegrimast | had gegrimast | had gegrimast | hadt gegrimast | had gegrimast | hadden gegrimast | hadden gegrimast | hadden gegrimast | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegrimast hebben | zal/zult gegrimast hebben | zult/zal gegrimast hebben | zult gegrimast hebben | zal gegrimast hebben | zullen gegrimast hebben | zullen gegrimast hebben | zullen gegrimast hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegrimast hebben | zou gegrimast hebben | zou/zoudt gegrimast hebben | zoudt gegrimast hebben | zou gegrimast hebben | zouden gegrimast hebben | zouden gegrimast hebben | zouden gegrimast hebben |