hart

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hart. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hart, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hart in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hart is hier. De definitie van het woord hart zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhart, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hart
  • erfwoord, in de betekenis van ‘spier die bloedsomloop regelt’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1][2]
Middelnederlands: herte, harte
Oudnederlands: herta
Germaans: *hertô
Indo-Europees: *ḱḗr
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: heart (Angelsaksisch: heorte), Duits: Herz, (Oudhoogduits: herza), Fries: hert (Oudfries: herte)
Noord: Zweeds: hjärta, Deens/Noors: hjerte, (Nynorsk: hjarta, hjarte, Oudnoords: hjarta), IJslands/Faeröers: hjarta
Oost: Gotisch: hairto
  • Verwant in Romaans:
Italisch Latijn: cor, Frans: cœur, Italiaans: cuore, Portugees coração, Spaans: corazón
enkelvoud meervoud
naamwoord hart harten
verkleinwoord hartje hartjes
Anatomische weergave van het menselijk hart

het harto

  1. (anatomie) holle spier die door geregeld samen te trekken bloed door het lichaam pompt
    • Het hart klopt tussen de 60 en 100 keer per minuut. 
     Het gezonde hart is een spier die werkt als een pomp. Het zorgt ervoor dat het bloed voortdurend door uw lichaam stroomt.[4]
  2. (figuurlijk) kern van iemands wezen, iemands diepste gevoelens
    • Als de Steenlandse kinderen dit werk zagen zeiden ze minachtend, terwijl ze hun neus optrokken en wegliepen, dat zij er niets aan vonden en dat het helemaal niet zo moeilijk was om zoiets te maken en dat ook zij het wel konden. Maar zij konden het niet en in hun hart waren ze jaloers op de kunst van Kleine Woord, zoals de jongen werd genoemd. [5] 
  3. (figuurlijk) iets wat een centrale rol speelt in een geheel
    • Hij woonde in het hart van Enschede. 
    • Dit echtpaar vormde jarenlang het hart van de club. 
  • Bitter in de mond, maakt het hart gezond
Gezegd van iets wat een vieze smaak heeft, maar wel gezond is
  • De schrik slaat om het hart
Daar schrik ik/schrik jij, ... erg van
  • Een goed hart is goud waard
Je treft niet snel meer mensen met een goed karakter
  • Elk hart heeft zijn smart
Iedereen heeft zijn eigen persoonlijke leed en ongenoegen
  • God kent de harten, maar de duivel kent de kneepjes
Men is mogelijk niet eerlijk
  • Het hart bonst/klopt in de keel
Gezegd van iemand die erg bang of gespannen is
  • Het hart zinkt in de schoenen
Gezegd als men de hoop/het vertrouwen verliest om een probleem op te lossen
  • Hoe hoger het hart, hoe lager de ziel
Dwaasheid wordt gekenmerkt door hoogmoed
  • Mijn hart draait ervan om
Dat vind ik vreselijk
  • Niets is zo geheel als een gebroken hart
Je bent pas een volledig mens als je ook verdriet hebt leren aanvaarden
  • Uit het oog, uit het hart
Als je iemand niet meer ziet, vergeet je diegene ook sneller
  • Waar het hart vol van is, loopt/stroomt/vloeit de mond van over
Over dingen die iemand bezighoudt, praat men erg graag, ofwel: datgene wat je belangrijk vindt of waar je veel aan denkt, daar praat je ook veel over
  • Waar uw schat is, zal ook uw hart zijn
Datgene waar je de meeste tijd en energie in stopt, zal ook je gedachten domineren
  • Wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert
Van wat je niet ziet en niet weet, heb je ook geen last (Variant: Wat niet ziet, wat/dat niet deert)
  • Zijn hart is geen boontje groot
Hij is erg bangelijk
  • Zijn hart staat in lichterlaaie
Gezegd van iemand die verliefd is
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[10]
  1. "hart" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. hart op website: Etymologiebank.nl
  3. hart op website: Etymologiebank.nl
  4. Bronlink geraadpleegd op 18 april 2021 “Werking van het hart” (23 oktober 2018), Universitair Ziekenhuis Gent
  5. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 13
  6. Tubantia 20-JANUARI-2017 Gasten steunen uitbaters leescafé De Meridiaan
  7. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
  8. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535
  9. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  10. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord hart harte

hart

  1. (anatomie) hart.


hart

  1. (evenhoevigen) hert