Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
kus. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
kus, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
kus in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
kus is hier. De definitie van het woord
kus zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
kus, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de kus m
- het de lippen ergens tegenaandrukken om affectie uit te drukken
- Zij gaf haar baby een kus op het voorhoofd.
- Kijk nu eens naar haar mond en stel je een ogenblik voor dat je onze Albert bent. Van die mond had hij warme, tedere kussen gekregen, die zijn buik optilden tot hij op springen stond, hij had haar speeksel in zijn mond voelen stromen en het met grote hartstocht opgezogen, Cécile was in staat tot zulke wonderen, dat ze niet zomaar een meisje was. [1]
1. het de lippen ergens tegenaandrukken om affectie uit te drukken
kus
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- gebiedende wijs van kussen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- ▸ Als ik de volle maan zie sla ik vreemd genoeg altijd een kruis, kus mijn duim en wijs naar de maan als gebaar van dankbaarheid voor de rijke ervaringen in mijn leven en de mensen om mij heen.[2]
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|
kus
- kust
kus
- kus
kus
- kussen
kus m
- stuk
- Afgeleid van het Proto-Slavische *kǫsъ
kus m
- stuk; deel, gedeelte, onderdeel van een geheel
- stuk; één uit meerdere dezelfde of soortegelijke voorwerpen
- Afgeleid van het Proto-Slavische *kǫsъ
kus monbezield
- stuk; deel, gedeelte, onderdeel van een geheel
- «Měl hlad a prosil o kus chleba.»
- Hij had honger en vroeg om een stuk brood.
- stuk; één uit meerdere dezelfde of soortegelijke voorwerpen
- «Stůl je kus nábytku.»
- Een tafel is een meubelstuk.
- (handel) stuk; één als teleenheid
- «Na porci počítáme 6 kusů houstiček.»
- Voor een portie rekenen we 6 stuks kaiserbroodjes.
- (kunst) stuk; een afgerond product van nijverheid of kunst
- «Hrali kus od Mozarta.»
- Zij speelden een stuk van Mozart.
- grap, truc, streek, bedrog
- (verouderd) stuk; kanon
- stuk; een onbepaalde, meestal grote, hoeveelheid of maat
- «Je to ještě kus cesty.»
- Het is nog een stuk (voordat we er zijn).
- (figuurlijk) stuk; een aantrekkelijke vrouw
- díl monbezield, kousek monbezield, část v
- exemplář monbezield, kousek monbezield
- –
- dílo o
- trik monbezield, žert monbezield, podvod monbezield
- dělo o
- –
- kočka v, šťabajzna v
- –
- –
- ks
- –
- –
- –
- –
- –
- dva kusy – twee stuks
- kus dortu – een stuk taart
- v jednom kuse
- za kus – per stuk
kus
- stuk; op een zekere afstand