vervoeging van de bedrijvende vorm van meesteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | meesteren | te meesteren | ||||||
toekomend | zullen meesteren | te zullen meesteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemeesterd | te hebben gemeesterd | ||||||
toekomend | gemeesterd zullen hebben | gemeesterd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
meesterend | gemeesterd | ev. meester |
mv. verouderd meestert |
meestere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | meester | meestert | meestert | meestert | meestert | meesteren | meesteren | meesteren | |
verleden (o.v.t.) | meesterde | meesterde | meesterde | meesterde | meesterde | meesterden | meesterden | meesterden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal meesteren | zult/zal meesteren | zult/zal meesteren | zult meesteren | zal meesteren | zullen meesteren | zullen meesteren | zullen meesteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meesteren | zou meesteren | zou(dt) meesteren | zoudt meesteren | zou meesteren | zouden meesteren | zouden meesteren | zouden meesteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemeesterd | hebt gemeesterd | hebt/heeft gemeesterd | hebt gemeesterd | heeft gemeesterd | hebben gemeesterd | hebben gemeesterd | hebben gemeesterd | |
verleden (v.v.t.) | had gemeesterd | had gemeesterd | had gemeesterd | hadt gemeesterd | had gemeesterd | hadden gemeesterd | hadden gemeesterd | hadden gemeesterd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemeesterd hebben | zal/zult gemeesterd hebben | zult/zal gemeesterd hebben | zult gemeesterd hebben | zal gemeesterd hebben | zullen gemeesterd hebben | zullen gemeesterd hebben | zullen gemeesterd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemeesterd hebben | zou gemeesterd hebben | zou/zoudt gemeesterd hebben | zoudt gemeesterd hebben | zou gemeesterd hebben | zouden gemeesterd hebben | zouden gemeesterd hebben | zouden gemeesterd hebben |