vervoeging van de bedrijvende vorm van ontschorsen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontschorsen | te ontschorsen | ||||||
toekomend | zullen ontschorsen | te zullen ontschorsen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontschorst | te hebben ontschorst | ||||||
toekomend | ontschorst zullen hebben | ontschorst te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontschorsend | ontschorst | ev. ontschors |
mv. verouderd ontschorst |
ontschorse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontschors | ontschorst | ontschorst | ontschorst | ontschorst | ontschorsen | ontschorsen | ontschorsen | |
verleden (o.v.t.) | ontschorste | ontschorste | ontschorste | ontschorste | ontschorste | ontschorsten | ontschorsten | ontschorsten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontschorsen | zult/zal ontschorsen | zult/zal ontschorsen | zult ontschorsen | zal ontschorsen | zullen ontschorsen | zullen ontschorsen | zullen ontschorsen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontschorsen | zou ontschorsen | zou(dt) ontschorsen | zoudt ontschorsen | zou ontschorsen | zouden ontschorsen | zouden ontschorsen | zouden ontschorsen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontschorst | hebt ontschorst | hebt/heeft ontschorst | hebt ontschorst | heeft ontschorst | hebben ontschorst | hebben ontschorst | hebben ontschorst | |
verleden (v.v.t.) | had ontschorst | had ontschorst | had ontschorst | hadt ontschorst | had ontschorst | hadden ontschorst | hadden ontschorst | hadden ontschorst | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontschorst hebben | zal/zult ontschorst hebben | zult/zal ontschorst hebben | zult ontschorst hebben | zal ontschorst hebben | zullen ontschorst hebben | zullen ontschorst hebben | zullen ontschorst hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontschorst hebben | zou ontschorst hebben | zou/zoudt ontschorst hebben | zoudt ontschorst hebben | zou ontschorst hebben | zouden ontschorst hebben | zouden ontschorst hebben | zouden ontschorst hebben |