vervoeging van de bedrijvende vorm van ontsparen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontsparen | te ontsparen | ||||||
toekomend | zullen ontsparen | te zullen ontsparen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontspaard | te hebben ontspaard | ||||||
toekomend | ontspaard zullen hebben | ontspaard te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontsparend | ontspaard | ev. ontspaar |
mv. verouderd ontspaart |
ontspare | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontspaar | ontspaart | ontspaart | ontspaart | ontspaart | ontsparen | ontsparen | ontsparen | |
verleden (o.v.t.) | ontspaarde | ontspaarde | ontspaarde | ontspaarde | ontspaarde | ontspaarden | ontspaarden | ontspaarden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontsparen | zult/zal ontsparen | zult/zal ontsparen | zult ontsparen | zal ontsparen | zullen ontsparen | zullen ontsparen | zullen ontsparen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontsparen | zou ontsparen | zou(dt) ontsparen | zoudt ontsparen | zou ontsparen | zouden ontsparen | zouden ontsparen | zouden ontsparen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontspaard | hebt ontspaard | hebt/heeft ontspaard | hebt ontspaard | heeft ontspaard | hebben ontspaard | hebben ontspaard | hebben ontspaard | |
verleden (v.v.t.) | had ontspaard | had ontspaard | had ontspaard | hadt ontspaard | had ontspaard | hadden ontspaard | hadden ontspaard | hadden ontspaard | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontspaard hebben | zal/zult ontspaard hebben | zult/zal ontspaard hebben | zult ontspaard hebben | zal ontspaard hebben | zullen ontspaard hebben | zullen ontspaard hebben | zullen ontspaard hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontspaard hebben | zou ontspaard hebben | zou/zoudt ontspaard hebben | zoudt ontspaard hebben | zou ontspaard hebben | zouden ontspaard hebben | zouden ontspaard hebben | zouden ontspaard hebben |