vervoeging van de bedrijvende vorm van openblijven | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | openblijven | open te blijven | ||||||
toekomend | zullen openblijven open zullen blijven |
te zullen openblijven open te zullen blijven | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn opengebleven | te zijn opengebleven | ||||||
toekomend | opengebleven zullen zijn | opengebleven te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
openblijvend | opengebleven | ev. blijf open |
mv. verouderd blijft open |
blijve open (bijzin) openblijve | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | blijf open | blijft open | blijft open | blijft open | blijft open | blijven open | blijven open | blijven open | |
verleden (o.v.t.) | bleef open | bleef open | bleef open | bleef open | bleef open | bleven open | bleven open | bleven open | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal openblijven | zult/zal openblijven | zult/zal openblijven | zult openblijven | zal openblijven | zullen openblijven | zullen openblijven | zullen openblijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openblijven | zou openblijven | zou(dt) openblijven | zoudt openblijven | zou openblijven | zouden openblijven | zouden openblijven | zouden openblijven | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | openblijf | openblijft | openblijft | openblijft | openblijft | openblijven | openblijven | openblijven | |
verleden (o.v.t.) | openbleef | openbleef | openbleef | openbleef | openbleef | openbleven | openbleven | openbleven | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal openblijven open zal blijven |
zult/zal openblijven open zult/zal blijven |
zult/zal openblijven open zult/zal blijven |
zult openblijven open zult blijven |
zal openblijven open zal blijven |
zullen openblijven open zullen blijven |
zullen openblijven open zullen blijven |
zullen openblijven open zullen blijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openblijven open zou blijven |
zou openblijven open zou blijven |
zou(dt) openblijven open zou(dt) blijven |
zoudt openblijven open zoudt blijven |
zou openblijven open zou blijven |
zouden openblijven open zouden blijven |
zouden openblijven open zouden blijven |
zouden openblijven open zouden blijven | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opengebleven | bent opengebleven | bent/is opengebleven | zijt opengebleven | is opengebleven | zijn opengebleven | zijn opengebleven | zijn opengebleven | |
verleden (v.v.t.) | was opengebleven | was opengebleven | was opengebleven | waart opengebleven | was opengebleven | waren opengebleven | waren opengebleven | waren opengebleven | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opengebleven zijn | zal/zult opengebleven zijn | zult/zal opengebleven zijn | zult opengebleven zijn | zal opengebleven zijn | zullen opengebleven zijn | zullen opengebleven zijn | zullen opengebleven zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opengebleven zijn | zou opengebleven zijn | zou/zoudt opengebleven zijn | zoudt opengebleven zijn | zou opengebleven zijn | zouden opengebleven zijn | zouden opengebleven zijn | zouden opengebleven zijn |