opwandelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van opwandelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		opwandelen			op te wandelen
onvoltooid	toekomend		zullen opwandelen op zullen wandelen			te zullen opwandelen op te zullen wandelen
voltooid	tegenwoordig		zijn opgewandeld			te zijn opgewandeld
voltooid	toekomend		opgewandeld zullen zijn			opgewandeld te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	opwandelend		opgewandeld			ev. wandel op	mv. verouderd wandelt op	wandele op (bijzin) opwandele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	wandel op	wandelt op	wandelt op	wandelt op	wandelt op	wandelen op	wandelen op	wandelen op
verleden (o.v.t.)	wandelde op	wandelde op	wandelde op	wandelde op	wandelde op	wandelden op	wandelden op	wandelden op
toekomend (o.t.t.t.)	zal opwandelen	zult/zal opwandelen	zult/zal opwandelen	zult opwandelen	zal opwandelen	zullen opwandelen	zullen opwandelen	zullen opwandelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou opwandelen	zou opwandelen	zou(dt) opwandelen	zoudt opwandelen	zou opwandelen	zouden opwandelen	zouden opwandelen	zouden opwandelen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	opwandel	opwandelt	opwandelt	opwandelt	opwandelt	opwandelen	opwandelen	opwandelen
verleden (o.v.t.)	opwandelde	opwandelde	opwandelde	opwandelde	opwandelde	opwandelden	opwandelden	opwandelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal opwandelen op zal wandelen	zult/zal opwandelen op zult/zal wandelen	zult/zal opwandelen op zult/zal wandelen	zult opwandelen op zult wandelen	zal opwandelen op zal wandelen	zullen opwandelen op zullen wandelen	zullen opwandelen op zullen wandelen	zullen opwandelen op zullen wandelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou opwandelen op zou wandelen	zou opwandelen op zou wandelen	zou(dt) opwandelen op zou(dt) wandelen	zoudt opwandelen op zoudt wandelen	zou opwandelen op zou wandelen	zouden opwandelen op zouden wandelen	zouden opwandelen op zouden wandelen	zouden opwandelen op zouden wandelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben opgewandeld	bent opgewandeld	bent/is opgewandeld	zijt opgewandeld	is opgewandeld	zijn opgewandeld	zijn opgewandeld	zijn opgewandeld
verleden (v.v.t.)	was opgewandeld	was opgewandeld	was opgewandeld	waart opgewandeld	was opgewandeld	waren opgewandeld	waren opgewandeld	waren opgewandeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal opgewandeld zijn	zal/zult opgewandeld zijn	zult/zal opgewandeld zijn	zult opgewandeld zijn	zal opgewandeld zijn	zullen opgewandeld zijn	zullen opgewandeld zijn	zullen opgewandeld zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou opgewandeld zijn	zou opgewandeld zijn	zou/zoudt opgewandeld zijn	zoudt opgewandeld zijn	zou opgewandeld zijn	zouden opgewandeld zijn	zouden opgewandeld zijn	zouden opgewandeld zijn

opwandelen/vervoeging

Enciclo

Wikious

Sapientia

Scientia

Boobota

Anandapedia

Sagapedia

Wikithot