vervoeging van de bedrijvende vorm van overkomen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkomen | over te komen | ||||||
toekomend | zullen overkomen over zullen komen |
te zullen overkomen over te zullen komen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgekomen | te hebben overgekomen | ||||||
toekomend | overgekomen zullen hebben | overgekomen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overkomend | overgekomen | ev. kom over |
mv. verouderd komt over |
kome over (bijzin) overkome | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | kom over | komt over | komt over | komt over | komt over | komen over | komen over | komen over | |
verleden (o.v.t.) | kwam over | kwam over | kwam over | kwaamt over | kwam over | kwamen over | kwamen over | kwamen over | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkomen | zult/zal overkomen | zult/zal overkomen | zult overkomen | zal overkomen | zullen overkomen | zullen overkomen | zullen overkomen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkomen | zou overkomen | zou(dt) overkomen | zoudt overkomen | zou overkomen | zouden overkomen | zouden overkomen | zouden overkomen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | overkom | overkomt | overkomt | overkomt | overkomt | overkomen | overkomen | overkomen | |
verleden (o.v.t.) | overkwam | overkwam | overkwam | overkwaamt | overkwam | overkwamen | overkwamen | overkwamen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkomen over zal komen |
zult/zal overkomen over zult/zal komen |
zult/zal overkomen over zult/zal komen |
zult overkomen over zult komen |
zal overkomen over zal komen |
zullen overkomen over zullen komen |
zullen overkomen over zullen komen |
zullen overkomen over zullen komen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkomen over zou komen |
zou overkomen over zou komen |
zou(dt) overkomen over zou(dt) komen |
zoudt overkomen over zoudt komen |
zou overkomen over zou komen |
zouden overkomen over zouden komen |
zouden overkomen over zouden komen |
zouden overkomen over zouden komen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgekomen | hebt overgekomen | hebt/heeft overgekomen | hebt overgekomen | heeft overgekomen | hebben overgekomen | hebben overgekomen | hebben overgekomen | |
verleden (v.v.t.) | had overgekomen | had overgekomen | had overgekomen | hadt overgekomen | had overgekomen | hadden overgekomen | hadden overgekomen | hadden overgekomen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgekomen hebben | zal/zult overgekomen hebben | zult/zal overgekomen hebben | zult overgekomen hebben | zal overgekomen hebben | zullen overgekomen hebben | zullen overgekomen hebben | zullen overgekomen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgekomen hebben | zou overgekomen hebben | zou/zoudt overgekomen hebben | zoudt overgekomen hebben | zou overgekomen hebben | zouden overgekomen hebben | zouden overgekomen hebben | zouden overgekomen hebben |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overkomen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkomen | te overkomen | ||||||
toekomend | zullen overkomen | te zullen overkomen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overkomen | te hebben overkomen | ||||||
toekomend | overkomen zullen hebben | overkomen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overkomend | overkomen | ev. overkom |
mv. verouderd overkomt |
overkome | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | overkom | overkomt | overkomt | overkomt | overkomt | overkomen | overkomen | overkomen | |
verleden (o.v.t.) | overkwam | overkwam | overkwam | overkwaamt | overkwam | overkwamen | overkwamen | overkwamen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkomen | zult/zal overkomen | zult/zal overkomen | zult overkomen | zal overkomen | zullen overkomen | zullen overkomen | zullen overkomen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkomen | zou overkomen | zou(dt) overkomen | zoudt overkomen | zou overkomen | zouden overkomen | zouden overkomen | zouden overkomen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overkomen | hebt overkomen | hebt/heeft overkomen | hebt overkomen | heeft overkomen | hebben overkomen | hebben overkomen | hebben overkomen | |
verleden (v.v.t.) | had overkomen | had overkomen | had overkomen | hadt overkomen | had overkomen | hadden overkomen | hadden overkomen | hadden overkomen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overkomen hebben | zal/zult overkomen hebben | zult/zal overkomen hebben | zult overkomen hebben | zal overkomen hebben | zullen overkomen hebben | zullen overkomen hebben | zullen overkomen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overkomen hebben | zou overkomen hebben | zou/zoudt overkomen hebben | zoudt overkomen hebben | zou overkomen hebben | zouden overkomen hebben | zouden overkomen hebben | zouden overkomen hebben |