permanent

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord permanent. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord permanent, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je permanent in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord permanent is hier. De definitie van het woord permanent zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpermanent, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • per·ma·nent
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blijvend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1652 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen permanent permanenter permanentst
verbogen permanente permanentere permanentste
partitief permanents permanenters -

permanent

  1. voortdurend
    • Het filtersysteem is uitgerust met sensoren die informatie verzamelen over de condities van het systeem, het gezuiverde luchtvolume en de fijnstofconcentratie en de weersomstandigheden, om zo de efficiëntie van het systeem permanent te kunnen controleren. [2] 
     Hij leek een permanente glimlach te hebben onder zijn borstelige snor en was hier in de wildernis duidelijk in zijn element.[3]
     In 2018 ontdekte een door het Europees ruimteagentschap (ESA) aangestuurde sonde water onder het ijs van de zuidpool van de planeet. Het lokaliseren van ondergronds water vormt de sleutel bij het bepalen van de mogelijkheden tot leven op Mars, evenals bij het vaststellen of het een permanente bron voor een verkenning door mensen kan vormen.[4]
  2. (medisch) één of meer jaren durend, voor langere tijd voortduren
enkelvoud meervoud
naamwoord permanent permanenten
verkleinwoord permanentje permanentjes
Lauretta Gerards met permanent

de permanentm

  1. kunstmatige krullen in het haar die lang blijven bestaan
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "permanent" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tubantia Erik Kouwenhoven 13-03-18 Rijdende stofzuigers gaan lucht in binnensteden zuiveren
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 juli 2022 Weblink bron “Chinees ruimtevaartuig verzamelt beelden van zuidpool op Mars” (29 juni 2022), NU.nl
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stellend vergrotend overtreffend
permanent more permanent most permanent

permanent

  1. aanhoudend, permanent


  enkelvoud meervoud
  mannelijk   permanent permanents
  vrouwelijk   permanente permanentes

permanent

  1. aanhoudend, permanent


permanent

  1. permanent


  • perm·a·nent
  • Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van het Latijnse woord permanentem, dat van permanens komt, dat weer van permanere komt
  • Zelfstandig naamwoord: gebruik van het bijvoeglijke naamwoord als zelfstandig naamwoord
  • Noors bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel per-
Naar frequentie 5356
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud permanent mer permanent mest permanent
o enkelvoud permanent
meervoud permanente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
permanente mer permanent mest permanente

permanent

  1. permanent (voor langere tijd voortduren)
    «Danmark vil gjeninnføre permanent grensekontroll mot Tyskland.»
    Denemarken zal permanente grenscontroles aan de Duits grens herinvoeren.
  • være i permanent pengemangel
in een permanent geldgebrek zijn
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   permanent     permanenten     permanenter     permanentene  
genitief   permanents     permanentens     permanenters     permanentenes  

permanent, m

  1. permanent (krullen in het haar)
    «Permanenten er gått ut.»
    De permanent is verlopen



  • perm·a·nent
  • Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van het Latijnse woord permanentem, dat van permanens komt, dat weer van permanere komt
  • Zelfstandig naamwoord: gebruik van het bijvoeglijke naamwoord als zelfstandig naamwoord
  • Nynorsk bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel per-
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud permanent meir permanent mest permanent
o enkelvoud permanent
meervoud permanente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
permanente meir permanent mest permanente

permanent

  1. permanent (voor langere tijd voortduren)
  • vere i permanent pengemangel
in een permanent geldgebrek zijn
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   permanent     permanenten     permanentar     permanentane  

permanent, m

  1. permanent (krullen in het haar)