ras

• Geluid:  ras    (hulp, bestand)
• IPA: / rɑs / (1 lettergreep)

• ras

• van Frans race, in de betekenis van ‘geslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1665 ^{[1] [2] [3]}
• van Middelnederlands  rasch bn  verwant aan Oudnederlands rath "snel" uit Germaans *rasku-, vergelijk Duits rasch, Engels rash 'snel, overhaast' ^{[4] [5] [6] [7]}
  • bn in de betekenis 'snel' aangetroffen vanaf 1265 ^[3]
  • znin de betekenis van 'draaikolk', aangetroffen vanaf 1599
• van Frans ras dat ofwel teruggaat op Latijn  rāsus ww  "geschoren" ofwel verwijst naar de Noordfranse stad Arras "Atrecht" ^{[8] [9]}
• van Amhaars ራስ (ras) "hoofd" in de betekenis van ‘prins' in 1934 in een verwijzing naar de schoonzoon van de Negus van Ethiopië, Ras Koeksa, zie vindplaats hieronder. ^[10]

 het ras o

1. (biologie) groep van dieren of planten die door menselijke veredelingstechnieken op gewenste eigenschappen geselecteerd en aangepast zijn, soms ook 'ondersoort'
2. (verouderd) afkomst, geslacht
3. (antropologie) een vermeende hoofdgroep van mensen die op basis van uiterlijke (fenotypische) en innerlijk-geestelijke eigenschappen, en geografische verspreiding ingedeeld worden, in navolging van de Duitse antropoloog Johann Friedrich Blumenbach^[11], bestaande uit het Kaukasische of blanke ras, het Mongoolse of gele ras, het Maleisische of bruine ras, het Ethiopische of zwarte ras, en het Amerikaanse of rode ras.

ras

1. snel, in hoog tempo

   • Met rasse schreden beende hij de kamer uit. 

• verrassen

• schielijk

• alras

 het ras o

1. (verouderd) draaikolk

 het ras o

1. (textiel) gladgekeperde stof

 de ras m

1. (verouderd) Ethiopische titel, prins

   ▸ Ras Koeksa, schoonzoon van den Negus, onderwierp zich medio October aan generaal de Bono, waardoor den Italianen een deel van Tigré in handen viel.^[12]

• Het woord ras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ras" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

ras

1. ras; groep waarin mensen, dieren of planten op basis van bepaalde eigenschappen worden verdeeld: het gele ras, het zwarte ras, het blanke ras

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ʁɑ/

• ras

• Afgeleid van Latijn rasus ^[1]
• Ontleend aan Amhaars ራስ (ras) "hoofd" ^[2]
• Afgeleid van Latijn ratis ^[3]
• Ontleend aan Oudnoords rás “sterke stroming” ^[4]

ras

1. geschoren, kort geknipt
2. glad (geschoren) (ook van landschap, bodem, e.d.)
3. gladgekeperd (van stoffen e.d.)
4. (figuurlijk) heel kort (aan de grond, van maat e.d.)
5. (figuurlijk) tot aan de rand gevuld (van meel, graan e.d.)

ras m

1. (textielindustrie) (textiel) gladgekeperde stof

ras m

1. (verouderd) Ethiopische titel, prins

ras m

1. (bouwkunde) vlot, hulpvlot gebruikt voor werkzaamheden aan het water

ras m

1. sterke stroming, draaikolk

• raz

• en avoir ras le bol, ras-le-bol

ras

1. genitief meervoud van rasa

• IPA: /ras/

• ras

• Ontleend aan het Duitse Racker of Rasen

ras mbezield

1. (beroep)(historisch) vilder
2. (figuurlijk) een meedogenloze mens

• raz

1. antoušek mbezield, pohodný mbezield, drnomistr mbezield, travnímistr mbezield
2. řezník mbezield

• rasík mbezield

• rasíček / rasejček mbezield
• rasovna v
• rasovka v
• zrasovat
• zrasovat se

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

ras

1. genitief meervoud van rasa