vervoeging van de bedrijvende vorm van riposteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | riposteren | te riposteren | ||||||
toekomend | zullen riposteren | te zullen riposteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geriposteerd | te hebben geriposteerd | ||||||
toekomend | geriposteerd zullen hebben | geriposteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
riposterend | geriposteerd | ev. riposteer |
mv. verouderd riposteert |
ripostere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | riposteer | riposteert | riposteert | riposteert | riposteert | riposteren | riposteren | riposteren | |
verleden (o.v.t.) | riposteerde | riposteerde | riposteerde | riposteerde | riposteerde | riposteerden | riposteerden | riposteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal riposteren | zult/zal riposteren | zult/zal riposteren | zult riposteren | zal riposteren | zullen riposteren | zullen riposteren | zullen riposteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou riposteren | zou riposteren | zou(dt) riposteren | zoudt riposteren | zou riposteren | zouden riposteren | zouden riposteren | zouden riposteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geriposteerd | hebt geriposteerd | hebt/heeft geriposteerd | hebt geriposteerd | heeft geriposteerd | hebben geriposteerd | hebben geriposteerd | hebben geriposteerd | |
verleden (v.v.t.) | had geriposteerd | had geriposteerd | had geriposteerd | hadt geriposteerd | had geriposteerd | hadden geriposteerd | hadden geriposteerd | hadden geriposteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geriposteerd hebben | zal/zult geriposteerd hebben | zult/zal geriposteerd hebben | zult geriposteerd hebben | zal geriposteerd hebben | zullen geriposteerd hebben | zullen geriposteerd hebben | zullen geriposteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geriposteerd hebben | zou geriposteerd hebben | zou/zoudt geriposteerd hebben | zoudt geriposteerd hebben | zou geriposteerd hebben | zouden geriposteerd hebben | zouden geriposteerd hebben | zouden geriposteerd hebben |