vervoeging van de bedrijvende vorm van solideren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | solideren | te solideren | ||||||
toekomend | zullen solideren | te zullen solideren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesolideerd | te hebben gesolideerd | ||||||
toekomend | gesolideerd zullen hebben | gesolideerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
soliderend | gesolideerd | ev. solideer |
mv. verouderd solideert |
solidere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | solideer | solideert | solideert | solideert | solideert | solideren | solideren | solideren | |
verleden (o.v.t.) | solideerde | solideerde | solideerde | solideerde | solideerde | solideerden | solideerden | solideerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal solideren | zult/zal solideren | zult/zal solideren | zult solideren | zal solideren | zullen solideren | zullen solideren | zullen solideren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou solideren | zou solideren | zou(dt) solideren | zoudt solideren | zou solideren | zouden solideren | zouden solideren | zouden solideren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesolideerd | hebt gesolideerd | hebt/heeft gesolideerd | hebt gesolideerd | heeft gesolideerd | hebben gesolideerd | hebben gesolideerd | hebben gesolideerd | |
verleden (v.v.t.) | had gesolideerd | had gesolideerd | had gesolideerd | hadt gesolideerd | had gesolideerd | hadden gesolideerd | hadden gesolideerd | hadden gesolideerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesolideerd hebben | zal/zult gesolideerd hebben | zult/zal gesolideerd hebben | zult gesolideerd hebben | zal gesolideerd hebben | zullen gesolideerd hebben | zullen gesolideerd hebben | zullen gesolideerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesolideerd hebben | zou gesolideerd hebben | zou/zoudt gesolideerd hebben | zoudt gesolideerd hebben | zou gesolideerd hebben | zouden gesolideerd hebben | zouden gesolideerd hebben | zouden gesolideerd hebben |