vervoeging van de bedrijvende vorm van solveren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | solveren | te solveren | ||||||
toekomend | zullen solveren | te zullen solveren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesolveerd | te hebben gesolveerd | ||||||
toekomend | gesolveerd zullen hebben | gesolveerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
solverend | gesolveerd | ev. solveer |
mv. verouderd solveert |
solvere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | solveer | solveert | solveert | solveert | solveert | solveren | solveren | solveren | |
verleden (o.v.t.) | solveerde | solveerde | solveerde | solveerde | solveerde | solveerden | solveerden | solveerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal solveren | zult/zal solveren | zult/zal solveren | zult solveren | zal solveren | zullen solveren | zullen solveren | zullen solveren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou solveren | zou solveren | zou(dt) solveren | zoudt solveren | zou solveren | zouden solveren | zouden solveren | zouden solveren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesolveerd | hebt gesolveerd | hebt/heeft gesolveerd | hebt gesolveerd | heeft gesolveerd | hebben gesolveerd | hebben gesolveerd | hebben gesolveerd | |
verleden (v.v.t.) | had gesolveerd | had gesolveerd | had gesolveerd | hadt gesolveerd | had gesolveerd | hadden gesolveerd | hadden gesolveerd | hadden gesolveerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesolveerd hebben | zal/zult gesolveerd hebben | zult/zal gesolveerd hebben | zult gesolveerd hebben | zal gesolveerd hebben | zullen gesolveerd hebben | zullen gesolveerd hebben | zullen gesolveerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesolveerd hebben | zou gesolveerd hebben | zou/zoudt gesolveerd hebben | zoudt gesolveerd hebben | zou gesolveerd hebben | zouden gesolveerd hebben | zouden gesolveerd hebben | zouden gesolveerd hebben |