sparkelen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sparkelen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sparkelen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sparkelen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sparkelen/vervoeging is hier. De definitie van het woord sparkelen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansparkelen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van sparkelen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig sparkelen te sparkelen
toekomend zullen sparkelen te zullen sparkelen
voltooid tegenwoordig hebben gesparkeld te hebben gesparkeld
toekomend gesparkeld zullen hebben gesparkeld te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
sparkelend gesparkeld ev.
sparkel		 mv. verouderd
sparkelt		 sparkele
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) sparkel sparkelt sparkelt sparkelt sparkelt sparkelen sparkelen sparkelen
verleden (o.v.t.) sparkelde sparkelde sparkelde sparkelde sparkelde sparkelden sparkelden sparkelden
toekomend (o.t.t.t.) zal sparkelen zult/zal sparkelen zult/zal sparkelen zult sparkelen zal sparkelen zullen sparkelen zullen sparkelen zullen sparkelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou sparkelen zou sparkelen zou(dt) sparkelen zoudt sparkelen zou sparkelen zouden sparkelen zouden sparkelen zouden sparkelen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gesparkeld hebt gesparkeld hebt/heeft gesparkeld hebt gesparkeld heeft gesparkeld hebben gesparkeld hebben gesparkeld hebben gesparkeld
verleden (v.v.t.) had gesparkeld had gesparkeld had gesparkeld hadt gesparkeld had gesparkeld hadden gesparkeld hadden gesparkeld hadden gesparkeld
toekomend (v.t.t.t.) zal gesparkeld hebben zal/zult gesparkeld hebben zult/zal gesparkeld hebben zult gesparkeld hebben zal gesparkeld hebben zullen gesparkeld hebben zullen gesparkeld hebben zullen gesparkeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gesparkeld hebben zou gesparkeld hebben zou/zoudt gesparkeld hebben zoudt gesparkeld hebben zou gesparkeld hebben zouden gesparkeld hebben zouden gesparkeld hebben zouden gesparkeld hebben


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot