vervoeging van de bedrijvende vorm van straktrekken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | straktrekken | strak te trekken | ||||||
toekomend | zullen straktrekken strak zullen trekken |
te zullen straktrekken strak te zullen trekken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | strakgetrokken | te strakgetrokken | ||||||
toekomend | strakgetrokken zullen | strakgetrokken te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
straktrekkend | strakgetrokken | ev. trek strak |
mv. verouderd trekt strak |
trekke strak (bijzin) straktrekke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | trek strak | trekt strak | trekt strak | trekt strak | trekt strak | trekken strak | trekken strak | trekken strak | |
verleden (o.v.t.) | trok strak | trok strak | trok strak | trok strak | trok strak | trokken strak | trokken strak | trokken strak | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal straktrekken | zult/zal straktrekken | zult/zal straktrekken | zult straktrekken | zal straktrekken | zullen straktrekken | zullen straktrekken | zullen straktrekken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou straktrekken | zou straktrekken | zou(dt) straktrekken | zoudt straktrekken | zou straktrekken | zouden straktrekken | zouden straktrekken | zouden straktrekken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | straktrek | straktrekt | straktrekt | straktrekt | straktrekt | straktrekken | straktrekken | straktrekken | |
verleden (o.v.t.) | straktrok | straktrok | straktrok | straktrok | straktrok | straktrokken | straktrokken | straktrokken | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal straktrekken strak zal trekken |
zult/zal straktrekken strak zult/zal trekken |
zult/zal straktrekken strak zult/zal trekken |
zult straktrekken strak zult trekken |
zal straktrekken strak zal trekken |
zullen straktrekken strak zullen trekken |
zullen straktrekken strak zullen trekken |
zullen straktrekken strak zullen trekken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou straktrekken strak zou trekken |
zou straktrekken strak zou trekken |
zou(dt) straktrekken strak zou(dt) trekken |
zoudt straktrekken strak zoudt trekken |
zou straktrekken strak zou trekken |
zouden straktrekken strak zouden trekken |
zouden straktrekken strak zouden trekken |
zouden straktrekken strak zouden trekken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |