vervoeging van de bedrijvende vorm van tailleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tailleren | te tailleren | ||||||
toekomend | zullen tailleren | te zullen tailleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getailleerd | te hebben getailleerd | ||||||
toekomend | getailleerd zullen hebben | getailleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
taillerend | getailleerd | ev. tailleer |
mv. verouderd tailleert |
taillere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | tailleer | tailleert | tailleert | tailleert | tailleert | tailleren | tailleren | tailleren | |
verleden (o.v.t.) | tailleerde | tailleerde | tailleerde | tailleerde | tailleerde | tailleerden | tailleerden | tailleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tailleren | zult/zal tailleren | zult/zal tailleren | zult tailleren | zal tailleren | zullen tailleren | zullen tailleren | zullen tailleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tailleren | zou tailleren | zou(dt) tailleren | zoudt tailleren | zou tailleren | zouden tailleren | zouden tailleren | zouden tailleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getailleerd | hebt getailleerd | hebt/heeft getailleerd | hebt getailleerd | heeft getailleerd | hebben getailleerd | hebben getailleerd | hebben getailleerd | |
verleden (v.v.t.) | had getailleerd | had getailleerd | had getailleerd | hadt getailleerd | had getailleerd | hadden getailleerd | hadden getailleerd | hadden getailleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal getailleerd hebben | zal/zult getailleerd hebben | zult/zal getailleerd hebben | zult getailleerd hebben | zal getailleerd hebben | zullen getailleerd hebben | zullen getailleerd hebben | zullen getailleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getailleerd hebben | zou getailleerd hebben | zou/zoudt getailleerd hebben | zoudt getailleerd hebben | zou getailleerd hebben | zouden getailleerd hebben | zouden getailleerd hebben | zouden getailleerd hebben |