vervoeging van de bedrijvende vorm van terugkopen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugkopen | terug te kopen | ||||||
toekomend | zullen terugkopen terug zullen kopen |
te zullen terugkopen terug te zullen kopen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggekocht | te hebben teruggekocht | ||||||
toekomend | teruggekocht zullen hebben | teruggekocht te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugkopend | teruggekocht | ev. koop terug |
mv. verouderd koopt terug |
kope terug (bijzin) terugkope | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | koop terug | koopt terug | koopt terug | koopt terug | koopt terug | kopen terug | kopen terug | kopen terug | |
verleden (o.v.t.) | kocht terug | kocht terug | kocht terug | kocht terug | kocht terug | kochten terug | kochten terug | kochten terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugkopen | zult/zal terugkopen | zult/zal terugkopen | zult terugkopen | zal terugkopen | zullen terugkopen | zullen terugkopen | zullen terugkopen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugkopen | zou terugkopen | zou(dt) terugkopen | zoudt terugkopen | zou terugkopen | zouden terugkopen | zouden terugkopen | zouden terugkopen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugkoop | terugkoopt | terugkoopt | terugkoopt | terugkoopt | terugkopen | terugkopen | terugkopen | |
verleden (o.v.t.) | terugkocht | terugkocht | terugkocht | terugkocht | terugkocht | terugkochten | terugkochten | terugkochten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugkopen terug zal kopen |
zult/zal terugkopen terug zult/zal kopen |
zult/zal terugkopen terug zult/zal kopen |
zult terugkopen terug zult kopen |
zal terugkopen terug zal kopen |
zullen terugkopen terug zullen kopen |
zullen terugkopen terug zullen kopen |
zullen terugkopen terug zullen kopen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugkopen terug zou kopen |
zou terugkopen terug zou kopen |
zou(dt) terugkopen terug zou(dt) kopen |
zoudt terugkopen terug zoudt kopen |
zou terugkopen terug zou kopen |
zouden terugkopen terug zouden kopen |
zouden terugkopen terug zouden kopen |
zouden terugkopen terug zouden kopen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggekocht | hebt teruggekocht | hebt/heeft teruggekocht | hebt teruggekocht | heeft teruggekocht | hebben teruggekocht | hebben teruggekocht | hebben teruggekocht | |
verleden (v.v.t.) | had teruggekocht | had teruggekocht | had teruggekocht | hadt teruggekocht | had teruggekocht | hadden teruggekocht | hadden teruggekocht | hadden teruggekocht | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggekocht hebben | zal/zult teruggekocht hebben | zult/zal teruggekocht hebben | zult teruggekocht hebben | zal teruggekocht hebben | zullen teruggekocht hebben | zullen teruggekocht hebben | zullen teruggekocht hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggekocht hebben | zou teruggekocht hebben | zou/zoudt teruggekocht hebben | zoudt teruggekocht hebben | zou teruggekocht hebben | zouden teruggekocht hebben | zouden teruggekocht hebben | zouden teruggekocht hebben |