vervoeging van de bedrijvende vorm van terugspringen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugspringen | terug te springen | ||||||
toekomend | zullen terugspringen terug zullen springen |
te zullen terugspringen terug te zullen springen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn teruggesprongen | te zijn teruggesprongen | ||||||
toekomend | teruggesprongen zullen zijn | teruggesprongen te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugspringend | teruggesprongen | ev. spring terug |
mv. verouderd springt terug |
springe terug (bijzin) terugspringe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | spring terug | springt terug | springt terug | springt terug | springt terug | springen terug | springen terug | springen terug | |
verleden (o.v.t.) | sprong terug | sprong terug | sprong terug | sprong terug | sprong terug | sprongen terug | sprongen terug | sprongen terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugspringen | zult/zal terugspringen | zult/zal terugspringen | zult terugspringen | zal terugspringen | zullen terugspringen | zullen terugspringen | zullen terugspringen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugspringen | zou terugspringen | zou(dt) terugspringen | zoudt terugspringen | zou terugspringen | zouden terugspringen | zouden terugspringen | zouden terugspringen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugspring | terugspringt | terugspringt | terugspringt | terugspringt | terugspringen | terugspringen | terugspringen | |
verleden (o.v.t.) | terugsprong | terugsprong | terugsprong | terugsprong | terugsprong | terugsprongen | terugsprongen | terugsprongen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugspringen terug zal springen |
zult/zal terugspringen terug zult/zal springen |
zult/zal terugspringen terug zult/zal springen |
zult terugspringen terug zult springen |
zal terugspringen terug zal springen |
zullen terugspringen terug zullen springen |
zullen terugspringen terug zullen springen |
zullen terugspringen terug zullen springen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugspringen terug zou springen |
zou terugspringen terug zou springen |
zou(dt) terugspringen terug zou(dt) springen |
zoudt terugspringen terug zoudt springen |
zou terugspringen terug zou springen |
zouden terugspringen terug zouden springen |
zouden terugspringen terug zouden springen |
zouden terugspringen terug zouden springen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggesprongen | bent teruggesprongen | bent/is teruggesprongen | zijt teruggesprongen | is teruggesprongen | zijn teruggesprongen | zijn teruggesprongen | zijn teruggesprongen | |
verleden (v.v.t.) | was teruggesprongen | was teruggesprongen | was teruggesprongen | waart teruggesprongen | was teruggesprongen | waren teruggesprongen | waren teruggesprongen | waren teruggesprongen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggesprongen zijn | zal/zult teruggesprongen zijn | zult/zal teruggesprongen zijn | zult teruggesprongen zijn | zal teruggesprongen zijn | zullen teruggesprongen zijn | zullen teruggesprongen zijn | zullen teruggesprongen zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggesprongen zijn | zou teruggesprongen zijn | zou/zoudt teruggesprongen zijn | zoudt teruggesprongen zijn | zou teruggesprongen zijn | zouden teruggesprongen zijn | zouden teruggesprongen zijn | zouden teruggesprongen zijn |