vervoeging van de bedrijvende vorm van uitsorteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitsorteren | uit te sorteren | ||||||
toekomend | zullen uitsorteren uit zullen sorteren |
te zullen uitsorteren uit te zullen sorteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgesorteerd | te uitgesorteerd | ||||||
toekomend | uitgesorteerd zullen | uitgesorteerd te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
uitsorterend | uitgesorteerd | ev. sorteer uit |
mv. verouderd sorteert uit |
sortere uit (bijzin) uitsortere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | sorteer uit | sorteert uit | sorteert uit | sorteert uit | sorteert uit | sorteren uit | sorteren uit | sorteren uit | |
verleden (o.v.t.) | sorteerde uit | sorteerde uit | sorteerde uit | sorteerde uit | sorteerde uit | sorteerden uit | sorteerden uit | sorteerden uit | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsorteren | zult/zal uitsorteren | zult/zal uitsorteren | zult uitsorteren | zal uitsorteren | zullen uitsorteren | zullen uitsorteren | zullen uitsorteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsorteren | zou uitsorteren | zou(dt) uitsorteren | zoudt uitsorteren | zou uitsorteren | zouden uitsorteren | zouden uitsorteren | zouden uitsorteren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | uitsorteer | uitsorteert | uitsorteert | uitsorteert | uitsorteert | uitsorteren | uitsorteren | uitsorteren | |
verleden (o.v.t.) | uitsorteerde | uitsorteerde | uitsorteerde | uitsorteerde | uitsorteerde | uitsorteerden | uitsorteerden | uitsorteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsorteren uit zal sorteren |
zult/zal uitsorteren uit zult/zal sorteren |
zult/zal uitsorteren uit zult/zal sorteren |
zult uitsorteren uit zult sorteren |
zal uitsorteren uit zal sorteren |
zullen uitsorteren uit zullen sorteren |
zullen uitsorteren uit zullen sorteren |
zullen uitsorteren uit zullen sorteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsorteren uit zou sorteren |
zou uitsorteren uit zou sorteren |
zou(dt) uitsorteren uit zou(dt) sorteren |
zoudt uitsorteren uit zoudt sorteren |
zou uitsorteren uit zou sorteren |
zouden uitsorteren uit zouden sorteren |
zouden uitsorteren uit zouden sorteren |
zouden uitsorteren uit zouden sorteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |