vervoeging van de bedrijvende vorm van verstoffelijken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verstoffelijken | te verstoffelijken | ||||||
toekomend | zullen verstoffelijken | te zullen verstoffelijken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verstoffelijkt | te hebben verstoffelijkt | ||||||
toekomend | verstoffelijkt zullen hebben | verstoffelijkt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
verstoffelijkend | verstoffelijkt | ev. verstoffelijk |
mv. verouderd verstoffelijkt |
verstoffelijke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | verstoffelijk | verstoffelijkt | verstoffelijkt | verstoffelijkt | verstoffelijkt | verstoffelijken | verstoffelijken | verstoffelijken | |
verleden (o.v.t.) | verstoffelijkte | verstoffelijkte | verstoffelijkte | verstoffelijkte | verstoffelijkte | verstoffelijkten | verstoffelijkten | verstoffelijkten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal verstoffelijken | zult/zal verstoffelijken | zult/zal verstoffelijken | zult verstoffelijken | zal verstoffelijken | zullen verstoffelijken | zullen verstoffelijken | zullen verstoffelijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verstoffelijken | zou verstoffelijken | zou(dt) verstoffelijken | zoudt verstoffelijken | zou verstoffelijken | zouden verstoffelijken | zouden verstoffelijken | zouden verstoffelijken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verstoffelijkt | hebt verstoffelijkt | hebt/heeft verstoffelijkt | hebt verstoffelijkt | heeft verstoffelijkt | hebben verstoffelijkt | hebben verstoffelijkt | hebben verstoffelijkt | |
verleden (v.v.t.) | had verstoffelijkt | had verstoffelijkt | had verstoffelijkt | hadt verstoffelijkt | had verstoffelijkt | hadden verstoffelijkt | hadden verstoffelijkt | hadden verstoffelijkt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal verstoffelijkt hebben | zal/zult verstoffelijkt hebben | zult/zal verstoffelijkt hebben | zult verstoffelijkt hebben | zal verstoffelijkt hebben | zullen verstoffelijkt hebben | zullen verstoffelijkt hebben | zullen verstoffelijkt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verstoffelijkt hebben | zou verstoffelijkt hebben | zou/zoudt verstoffelijkt hebben | zoudt verstoffelijkt hebben | zou verstoffelijkt hebben | zouden verstoffelijkt hebben | zouden verstoffelijkt hebben | zouden verstoffelijkt hebben |