vierentwintig

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vierentwintig. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vierentwintig, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vierentwintig in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vierentwintig is hier. De definitie van het woord vierentwintig zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvierentwintig, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
0 0 2 4
vierentwintig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • vier·en·twin·tig

vierentwintig

  1. "24", het getal tussen drieëntwintig en vijfentwintig, twintig plus vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierentwintig euro en zevenendertig cent. 
       Toen hij vroeg of ze zich toevalligerwijs een treinreis in Sôrmland van vierentwintig jaar geleden herinnerde dacht ze eerst dat hij een grapje maakte. Maar toen hij iets meer vertelde over die kernwapendiscussie werd ze plotseling enthousiast en zei dat ze die nooit was vergeten.[1]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave vierentwintig is "42". 

zelfstandig naamwoord samengesteld met "vierentwintig" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "vierentwintig" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierentwintig" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "vierentwintig" ht als rechterdeel
enkelvoud meervoud
naamwoord vierentwintig vierentwintigs
verkleinwoord vierentwintigje vierentwintigjes

de vierentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 24 is aangeduid
    • Het is weer de vierentwintig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar vijfentwintigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de vierentwintig eenmaal voorbij was. 

de vierentwintigmv

  1. groep van 24 eenheden
    • De vierentwintig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149