vijfentwintig

0	0	2	5

vijfentwintig,
op een abacus

• Geluid:  vijfentwintig    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈvɛifənˌtwɪntəx / (4 lettergrepen)

• vijf·en·twin·tig

• samenstelling van  vijf ht  en  twintig ht  met het invoegsel -en- 

vijfentwintig

1. "25", het getal tussen vierentwintig en zesentwintig, twintig plus vijf of vijf maal vijf
   1. om een hoeveelheid aan te geven

      • De totale kosten bedragen vijfentwintig euro en zevenendertig cent. 
      • Ik heb vijfentwintig appels besteld. 

   2. om een plaats in een volgorde aan te geven

      • Het juiste antwoord op opgave vijfentwintig is "42". 

      ▸ Met mijn 43 jaar was ik duidelijk de oudste van het stel, de rest leek ergens tussen de twintig en vijfentwintig.^[1]

• 25 (decimaal)
• 11001 (binair)
• 19 (hexadecimaal)
• XXV (Romeins)

• vijfentwintigen (oude verbogen vorm na sommige voorzetsels)

zelfstandig naamwoord samengesteld met "vijfentwintig" ht

• vijfentwintigjarige
• vijfentwintigtal
• vijfentwintigvoud

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "vijfentwintig" ht

• vijfentwintigjarig
• vijfentwintigvoudig

bijwoord

• vijfentwintigmaal

rangtelwoord

• vijfentwintigste, vijfentwintigsten

hooftelwoorden samengesteld met "vijfentwintig" ht als linkerdeel

• vijfentwintig en een half
• vijfentwintigduizend
• vijfentwintigenhalf
• vijfentwintighonderd

de vijfentwintig v / m

1. dat wat in een (rang)ordening met 25 is aangeduid

   • Het is weer de vijfentwintig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
   • Haar zesentwintigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de vijfentwintig eenmaal voorbij was. 

de vijfentwintig mv

1. groep van 25 eenheden

   • De vijfentwintig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 

• Het woord vijfentwintig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.