zesentwintig

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zesentwintig. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zesentwintig, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zesentwintig in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zesentwintig is hier. De definitie van het woord zesentwintig zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzesentwintig, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
0 0 2 6
zesentwintig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • zes·en·twin·tig

zesentwintig

  1. "26", het getal tussen vijfentwintig en zevenentwintig, twintig plus zes
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zesentwintig euro en zevenendertig cent. 
       En als de gesprekken na het eten waren gegaan over de maximale belasting van de zesentwintig paalgroepen of het aantal palen in elke groep, of de te verwachten problemen wanneer je boven op deze palen het waarschijnlijk grootste vakwerk van hout gaat bouwen, dan was hij er graag bij geweest.[1]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave zesentwintig is "42". 

zelfstandig naamwoord samengesteld met "zesentwintig" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "zesentwintig" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zesentwintig" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "zesentwintig" ht als rechterdeel
enkelvoud meervoud
naamwoord zesentwintig zesentwintigs
verkleinwoord zesentwintigje zesentwintigjes

de zesentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 26 is aangeduid
    • Het is weer de zesentwintig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar zevenentwintigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de zesentwintig eenmaal voorbij was. 

de zesentwintigmv

  1. groep van 26 eenheden
    • De zesentwintig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142