vervoeging van de bedrijvende vorm van vooruitvliegen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vooruitvliegen | vooruit te vliegen | ||||||
toekomend | zullen vooruitvliegen vooruit zullen vliegen |
te zullen vooruitvliegen vooruit te zullen vliegen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn vooruitgevlogen | te zijn vooruitgevlogen | ||||||
toekomend | vooruitgevlogen zullen zijn | vooruitgevlogen te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
vooruitvliegend | vooruitgevlogen | ev. vlieg vooruit |
mv. verouderd vliegt vooruit |
vliege vooruit (bijzin) vooruitvliege | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vlieg vooruit | vliegt vooruit | vliegt vooruit | vliegt vooruit | vliegt vooruit | vliegen vooruit | vliegen vooruit | vliegen vooruit | |
verleden (o.v.t.) | vloog vooruit | vloog vooruit | vloog vooruit | vloog vooruit | vloog vooruit | vlogen vooruit | vlogen vooruit | vlogen vooruit | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal vooruitvliegen | zult/zal vooruitvliegen | zult/zal vooruitvliegen | zult vooruitvliegen | zal vooruitvliegen | zullen vooruitvliegen | zullen vooruitvliegen | zullen vooruitvliegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vooruitvliegen | zou vooruitvliegen | zou(dt) vooruitvliegen | zoudt vooruitvliegen | zou vooruitvliegen | zouden vooruitvliegen | zouden vooruitvliegen | zouden vooruitvliegen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vooruitvlieg | vooruitvliegt | vooruitvliegt | vooruitvliegt | vooruitvliegt | vooruitvliegen | vooruitvliegen | vooruitvliegen | |
verleden (o.v.t.) | vooruitvloog | vooruitvloog | vooruitvloog | vooruitvloog | vooruitvloog | vooruitvlogen | vooruitvlogen | vooruitvlogen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal vooruitvliegen vooruit zal vliegen |
zult/zal vooruitvliegen vooruit zult/zal vliegen |
zult/zal vooruitvliegen vooruit zult/zal vliegen |
zult vooruitvliegen vooruit zult vliegen |
zal vooruitvliegen vooruit zal vliegen |
zullen vooruitvliegen vooruit zullen vliegen |
zullen vooruitvliegen vooruit zullen vliegen |
zullen vooruitvliegen vooruit zullen vliegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vooruitvliegen vooruit zou vliegen |
zou vooruitvliegen vooruit zou vliegen |
zou(dt) vooruitvliegen vooruit zou(dt) vliegen |
zoudt vooruitvliegen vooruit zoudt vliegen |
zou vooruitvliegen vooruit zou vliegen |
zouden vooruitvliegen vooruit zouden vliegen |
zouden vooruitvliegen vooruit zouden vliegen |
zouden vooruitvliegen vooruit zouden vliegen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vooruitgevlogen | bent vooruitgevlogen | bent/is vooruitgevlogen | zijt vooruitgevlogen | is vooruitgevlogen | zijn vooruitgevlogen | zijn vooruitgevlogen | zijn vooruitgevlogen | |
verleden (v.v.t.) | was vooruitgevlogen | was vooruitgevlogen | was vooruitgevlogen | waart vooruitgevlogen | was vooruitgevlogen | waren vooruitgevlogen | waren vooruitgevlogen | waren vooruitgevlogen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal vooruitgevlogen zijn | zal/zult vooruitgevlogen zijn | zult/zal vooruitgevlogen zijn | zult vooruitgevlogen zijn | zal vooruitgevlogen zijn | zullen vooruitgevlogen zijn | zullen vooruitgevlogen zijn | zullen vooruitgevlogen zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vooruitgevlogen zijn | zou vooruitgevlogen zijn | zou/zoudt vooruitgevlogen zijn | zoudt vooruitgevlogen zijn | zou vooruitgevlogen zijn | zouden vooruitgevlogen zijn | zouden vooruitgevlogen zijn | zouden vooruitgevlogen zijn |