vervoeging van de bedrijvende vorm van waterfietsen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | waterfietsen | te waterfietsen | ||||||
toekomend | zullen waterfietsen | te zullen waterfietsen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gewaterfietst | te hebben gewaterfietst | ||||||
toekomend | gewaterfietst zullen hebben | gewaterfietst te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
waterfietsend | gewaterfietst | ev. waterfiets |
mv. verouderd waterfietst |
waterfietse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | waterfiets | waterfietst | waterfietst | waterfietst | waterfietst | waterfietsen | waterfietsen | waterfietsen | |
verleden (o.v.t.) | waterfietste | waterfietste | waterfietste | waterfietste | waterfietste | waterfietsten | waterfietsten | waterfietsten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal waterfietsen | zult/zal waterfietsen | zult/zal waterfietsen | zult waterfietsen | zal waterfietsen | zullen waterfietsen | zullen waterfietsen | zullen waterfietsen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou waterfietsen | zou waterfietsen | zou(dt) waterfietsen | zoudt waterfietsen | zou waterfietsen | zouden waterfietsen | zouden waterfietsen | zouden waterfietsen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gewaterfietst | hebt gewaterfietst | hebt/heeft gewaterfietst | hebt gewaterfietst | heeft gewaterfietst | hebben gewaterfietst | hebben gewaterfietst | hebben gewaterfietst | |
verleden (v.v.t.) | had gewaterfietst | had gewaterfietst | had gewaterfietst | hadt gewaterfietst | had gewaterfietst | hadden gewaterfietst | hadden gewaterfietst | hadden gewaterfietst | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gewaterfietst hebben | zal/zult gewaterfietst hebben | zult/zal gewaterfietst hebben | zult gewaterfietst hebben | zal gewaterfietst hebben | zullen gewaterfietst hebben | zullen gewaterfietst hebben | zullen gewaterfietst hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gewaterfietst hebben | zou gewaterfietst hebben | zou/zoudt gewaterfietst hebben | zoudt gewaterfietst hebben | zou gewaterfietst hebben | zouden gewaterfietst hebben | zouden gewaterfietst hebben | zouden gewaterfietst hebben |