vervoeging van de bedrijvende vorm van aansturen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aansturen | aan te sturen | ||||||||
toekomend | zullen aansturen aan zullen sturen |
te zullen aansturen aan te zullen sturen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangestuurd | te hebben aangestuurd | ||||||||
toekomend | aangestuurd zullen hebben | aangestuurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aansturend | aangestuurd | ev. stuur aan |
mv. verouderd stuurt aan |
sture aan (bijzin) aansture | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stuur aan | stuurt aan | stuurt aan | stuurt aan | stuurt aan | sturen aan | sturen aan | sturen aan | |||
verleden (o.v.t.) | stuurde aan | stuurde aan | stuurde aan | stuurde aan | stuurde aan | stuurden aan | stuurden aan | stuurden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aansturen | zult/zal aansturen | zult/zal aansturen | zult aansturen | zal aansturen | zullen aansturen | zullen aansturen | zullen aansturen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aansturen | zou aansturen | zou(dt) aansturen | zoudt aansturen | zou aansturen | zouden aansturen | zouden aansturen | zouden aansturen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanstuur | aanstuurt | aanstuurt | aanstuurt | aanstuurt | aansturen | aansturen | aansturen | |||
verleden (o.v.t.) | aanstuurde | aanstuurde | aanstuurde | aanstuurde | aanstuurde | aanstuurden | aanstuurden | aanstuurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aansturen aan zal sturen |
zult/zal aansturen aan zult/zal sturen |
zult/zal aansturen aan zult/zal sturen |
zult aansturen aan zult sturen |
zal aansturen aan zal sturen |
zullen aansturen aan zullen sturen |
zullen aansturen aan zullen sturen |
zullen aansturen aan zullen sturen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aansturen aan zou sturen |
zou aansturen aan zou sturen |
zou(dt) aansturen aan zou(dt) sturen |
zoudt aansturen aan zoudt sturen |
zou aansturen aan zou sturen |
zouden aansturen aan zouden sturen |
zouden aansturen aan zouden sturen |
zouden aansturen aan zouden sturen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangestuurd | hebt aangestuurd | hebt/heeft aangestuurd | hebt aangestuurd | heeft aangestuurd | hebben aangestuurd | hebben aangestuurd | hebben aangestuurd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangestuurd | had aangestuurd | had aangestuurd | hadt aangestuurd | had aangestuurd | hadden aangestuurd | hadden aangestuurd | hadden aangestuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangestuurd hebben | zal/zult aangestuurd hebben | zult/zal aangestuurd hebben | zult aangestuurd hebben | zal aangestuurd hebben | zullen aangestuurd hebben | zullen aangestuurd hebben | zullen aangestuurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangestuurd hebben | zou aangestuurd hebben | zou/zoudt aangestuurd hebben | zoudt aangestuurd hebben | zou aangestuurd hebben | zouden aangestuurd hebben | zouden aangestuurd hebben | zouden aangestuurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangestuurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangestuurd | er is aangestuurd | |||||||||
verleden | er werd aangestuurd | er was aangestuurd | |||||||||
toekomend | er zal aangestuurd worden | er zal aangestuurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangestuurd worden | er zou aangestuurd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangestuurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangestuurd worden | aangestuurd te worden | ||||||||
toekomend | aangestuurd zullen worden | aangestuurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangestuurd zijn | aangestuurd te zijn | ||||||||
toekomend | aangestuurd zullen zijn | aangestuurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangestuurd | wordt aangestuurd | wordt aangestuurd | wordt aangestuurd | wordt aangestuurd | worden aangestuurd | worden aangestuurd | worden aangestuurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangestuurd | werd aangestuurd | werd aangestuurd | werdt aangestuurd | werd aangestuurd | werden aangestuurd | werden aangestuurd | werden aangestuurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangestuurd worden | zult aangestuurd worden | zult aangestuurd worden | zult aangestuurd worden | zal aangestuurd worden | zullen aangestuurd worden | zullen aangestuurd worden | zullen aangestuurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangestuurd worden | zou aangestuurd worden | zou/zoudt aangestuurd worden | zoudt aangestuurd worden | zou aangestuurd worden | zouden aangestuurd worden | zouden aangestuurd worden | zouden aangestuurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangestuurd | bent aangestuurd | bent/is aangestuurd | zijt aangestuurd | is aangestuurd | zijn aangestuurd | zijn aangestuurd | zijn aangestuurd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangestuurd | was aangestuurd | was aangestuurd | waart aangestuurd | was aangestuurd | waren aangestuurd | waren aangestuurd | waren aangestuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangestuurd zijn | zult aangestuurd zijn | zult aangestuurd zijn | zult aangestuurd zijn | zal aangestuurd zijn | zullen aangestuurd zijn | zullen aangestuurd zijn | zullen aangestuurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangestuurd zijn | zou aangestuurd zijn | zou/zoudt aangestuurd zijn | zoudt aangestuurd zijn | zou aangestuurd zijn | zouden aangestuurd zijn | zouden aangestuurd zijn | zouden aangestuurd zijn |