vervoeging van de bedrijvende vorm van aantrappen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aantrappen | aan te trappen | ||||||||
toekomend | zullen aantrappen aan zullen trappen |
te zullen aantrappen aan te zullen trappen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangetrapt | te hebben aangetrapt | ||||||||
toekomend | aangetrapt zullen hebben | aangetrapt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aantrappend | aangetrapt | ev. trap aan |
mv. verouderd trapt aan |
trappe aan (bijzin) aantrappe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | trap aan | trapt aan | trapt aan | trapt aan | trapt aan | trappen aan | trappen aan | trappen aan | |||
verleden (o.v.t.) | trapte aan | trapte aan | trapte aan | trapte aan | trapte aan | trapten aan | trapten aan | trapten aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantrappen | zult/zal aantrappen | zult/zal aantrappen | zult aantrappen | zal aantrappen | zullen aantrappen | zullen aantrappen | zullen aantrappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantrappen | zou aantrappen | zou(dt) aantrappen | zoudt aantrappen | zou aantrappen | zouden aantrappen | zouden aantrappen | zouden aantrappen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aantrap | aantrapt | aantrapt | aantrapt | aantrapt | aantrappen | aantrappen | aantrappen | |||
verleden (o.v.t.) | aantrapte | aantrapte | aantrapte | aantrapte | aantrapte | aantrapten | aantrapten | aantrapten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantrappen aan zal trappen |
zult/zal aantrappen aan zult/zal trappen |
zult/zal aantrappen aan zult/zal trappen |
zult aantrappen aan zult trappen |
zal aantrappen aan zal trappen |
zullen aantrappen aan zullen trappen |
zullen aantrappen aan zullen trappen |
zullen aantrappen aan zullen trappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantrappen aan zou trappen |
zou aantrappen aan zou trappen |
zou(dt) aantrappen aan zou(dt) trappen |
zoudt aantrappen aan zoudt trappen |
zou aantrappen aan zou trappen |
zouden aantrappen aan zouden trappen |
zouden aantrappen aan zouden trappen |
zouden aantrappen aan zouden trappen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangetrapt | hebt aangetrapt | hebt/heeft aangetrapt | hebt aangetrapt | heeft aangetrapt | hebben aangetrapt | hebben aangetrapt | hebben aangetrapt | |||
verleden (v.v.t.) | had aangetrapt | had aangetrapt | had aangetrapt | hadt aangetrapt | had aangetrapt | hadden aangetrapt | hadden aangetrapt | hadden aangetrapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetrapt hebben | zal/zult aangetrapt hebben | zult/zal aangetrapt hebben | zult aangetrapt hebben | zal aangetrapt hebben | zullen aangetrapt hebben | zullen aangetrapt hebben | zullen aangetrapt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetrapt hebben | zou aangetrapt hebben | zou/zoudt aangetrapt hebben | zoudt aangetrapt hebben | zou aangetrapt hebben | zouden aangetrapt hebben | zouden aangetrapt hebben | zouden aangetrapt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangetrapt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangetrapt | er is aangetrapt | |||||||||
verleden | er werd aangetrapt | er was aangetrapt | |||||||||
toekomend | er zal aangetrapt worden | er zal aangetrapt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangetrapt worden | er zou aangetrapt zijn | |||||||||
lijdende vorm aangetrapt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangetrapt worden | aangetrapt te worden | ||||||||
toekomend | aangetrapt zullen worden | aangetrapt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangetrapt zijn | aangetrapt te zijn | ||||||||
toekomend | aangetrapt zullen zijn | aangetrapt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangetrapt | wordt aangetrapt | wordt aangetrapt | wordt aangetrapt | wordt aangetrapt | worden aangetrapt | worden aangetrapt | worden aangetrapt | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangetrapt | werd aangetrapt | werd aangetrapt | werdt aangetrapt | werd aangetrapt | werden aangetrapt | werden aangetrapt | werden aangetrapt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangetrapt worden | zult aangetrapt worden | zult aangetrapt worden | zult aangetrapt worden | zal aangetrapt worden | zullen aangetrapt worden | zullen aangetrapt worden | zullen aangetrapt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangetrapt worden | zou aangetrapt worden | zou/zoudt aangetrapt worden | zoudt aangetrapt worden | zou aangetrapt worden | zouden aangetrapt worden | zouden aangetrapt worden | zouden aangetrapt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangetrapt | bent aangetrapt | bent/is aangetrapt | zijt aangetrapt | is aangetrapt | zijn aangetrapt | zijn aangetrapt | zijn aangetrapt | |||
verleden (v.v.t.) | was aangetrapt | was aangetrapt | was aangetrapt | waart aangetrapt | was aangetrapt | waren aangetrapt | waren aangetrapt | waren aangetrapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetrapt zijn | zult aangetrapt zijn | zult aangetrapt zijn | zult aangetrapt zijn | zal aangetrapt zijn | zullen aangetrapt zijn | zullen aangetrapt zijn | zullen aangetrapt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetrapt zijn | zou aangetrapt zijn | zou/zoudt aangetrapt zijn | zoudt aangetrapt zijn | zou aangetrapt zijn | zouden aangetrapt zijn | zouden aangetrapt zijn | zouden aangetrapt zijn |