vervoeging van de bedrijvende vorm van aanvliegen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanvliegen | aan te vliegen | ||||||||
toekomend | zullen aanvliegen aan zullen vliegen |
te zullen aanvliegen aan te zullen vliegen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangevlogen | te hebben aangevlogen | ||||||||
toekomend | aangevlogen zullen hebben | aangevlogen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanvliegend | aangevlogen | ev. vlieg aan |
mv. verouderd vliegt aan |
vliege aan (bijzin) aanvliege | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vlieg aan | vliegt aan | vliegt aan | vliegt aan | vliegt aan | vliegen aan | vliegen aan | vliegen aan | |||
verleden (o.v.t.) | vloog aan | vloog aan | vloog aan | vloogt aan | vloog aan | vlogen aan | vlogen aan | vlogen aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvliegen | zult/zal aanvliegen | zult/zal aanvliegen | zult aanvliegen | zal aanvliegen | zullen aanvliegen | zullen aanvliegen | zullen aanvliegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvliegen | zou aanvliegen | zou(dt) aanvliegen | zoudt aanvliegen | zou aanvliegen | zouden aanvliegen | zouden aanvliegen | zouden aanvliegen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanvlieg | aanvliegt | aanvliegt | aanvliegt | aanvliegt | aanvliegen | aanvliegen | aanvliegen | |||
verleden (o.v.t.) | aanvloog | aanvloog | aanvloog | aanvloogt | aanvloog | aanvlogen | aanvlogen | aanvlogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvliegen aan zal vliegen |
zult/zal aanvliegen aan zult/zal vliegen |
zult/zal aanvliegen aan zult/zal vliegen |
zult aanvliegen aan zult vliegen |
zal aanvliegen aan zal vliegen |
zullen aanvliegen aan zullen vliegen |
zullen aanvliegen aan zullen vliegen |
zullen aanvliegen aan zullen vliegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvliegen aan zou vliegen |
zou aanvliegen aan zou vliegen |
zou(dt) aanvliegen aan zou(dt) vliegen |
zoudt aanvliegen aan zoudt vliegen |
zou aanvliegen aan zou vliegen |
zouden aanvliegen aan zouden vliegen |
zouden aanvliegen aan zouden vliegen |
zouden aanvliegen aan zouden vliegen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangevlogen | hebt aangevlogen | hebt/heeft aangevlogen | hebt aangevlogen | heeft aangevlogen | hebben aangevlogen | hebben aangevlogen | hebben aangevlogen | |||
verleden (v.v.t.) | had aangevlogen | had aangevlogen | had aangevlogen | hadt aangevlogen | had aangevlogen | hadden aangevlogen | hadden aangevlogen | hadden aangevlogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangevlogen hebben | zal/zult aangevlogen hebben | zult/zal aangevlogen hebben | zult aangevlogen hebben | zal aangevlogen hebben | zullen aangevlogen hebben | zullen aangevlogen hebben | zullen aangevlogen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangevlogen hebben | zou aangevlogen hebben | zou/zoudt aangevlogen hebben | zoudt aangevlogen hebben | zou aangevlogen hebben | zouden aangevlogen hebben | zouden aangevlogen hebben | zouden aangevlogen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangevlogen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangevlogen | er is aangevlogen | |||||||||
verleden | er werd aangevlogen | er was aangevlogen | |||||||||
toekomend | er zal aangevlogen worden | er zal aangevlogen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangevlogen worden | er zou aangevlogen zijn | |||||||||
lijdende vorm aangevlogen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangevlogen worden | aangevlogen te worden | ||||||||
toekomend | aangevlogen zullen worden | aangevlogen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangevlogen zijn | aangevlogen te zijn | ||||||||
toekomend | aangevlogen zullen zijn | aangevlogen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangevlogen | wordt aangevlogen | wordt aangevlogen | wordt aangevlogen | wordt aangevlogen | worden aangevlogen | worden aangevlogen | worden aangevlogen | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangevlogen | werd aangevlogen | werd aangevlogen | werdt aangevlogen | werd aangevlogen | werden aangevlogen | werden aangevlogen | werden aangevlogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangevlogen worden | zult aangevlogen worden | zult aangevlogen worden | zult aangevlogen worden | zal aangevlogen worden | zullen aangevlogen worden | zullen aangevlogen worden | zullen aangevlogen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangevlogen worden | zou aangevlogen worden | zou/zoudt aangevlogen worden | zoudt aangevlogen worden | zou aangevlogen worden | zouden aangevlogen worden | zouden aangevlogen worden | zouden aangevlogen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangevlogen | bent aangevlogen | bent/is aangevlogen | zijt aangevlogen | is aangevlogen | zijn aangevlogen | zijn aangevlogen | zijn aangevlogen | |||
verleden (v.v.t.) | was aangevlogen | was aangevlogen | was aangevlogen | waart aangevlogen | was aangevlogen | waren aangevlogen | waren aangevlogen | waren aangevlogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangevlogen zijn | zult aangevlogen zijn | zult aangevlogen zijn | zult aangevlogen zijn | zal aangevlogen zijn | zullen aangevlogen zijn | zullen aangevlogen zijn | zullen aangevlogen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangevlogen zijn | zou aangevlogen zijn | zou/zoudt aangevlogen zijn | zoudt aangevlogen zijn | zou aangevlogen zijn | zouden aangevlogen zijn | zouden aangevlogen zijn | zouden aangevlogen zijn |